Geld maakt (niet) gelukkig
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Het is geen pretje om elk dubbeltje te moeten omdraaien’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Heb niet eens geld om een koffietje te kopen’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Ik ben mijn huis kwijtgeraakt’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Er was een tijd met 70.000 euro schuld’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Ik spaar 800 euro per maand’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Ik heb mezelf bewust dakloos gemaakt’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Soms koop ik schoenen voor 500 euro’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Ik had nog 3,97 euro op mijn rekening’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Lucille Werner is mijn voorbeeld’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Mijn studieschuld is 30.000 euro’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Ik verhuur drie huizen in Nederland’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Ik heb 60.000 euro besteed aan rechtszaken’