Geld maakt (niet) gelukkig
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Mijn studieschuld is 30.000 euro’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Ik verhuur drie huizen in Nederland’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Ik heb 60.000 euro besteed aan rechtszaken’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Ik heb voor 1500 euro aan parfum gekocht’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Ik leerde dat elke euro de laatste kan zijn’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Ik was een alleenstaande bijstandsmoeder’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Ik spaar bijna 900 euro per maand’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Door een ongeluk heb ik niet-aangeboren hersenletsel’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Als er niet genoeg binnenkomt, moet je meer verdienen’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Door long-covid kan ik niet meer werken’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Twee keer maakte ik een ton winst op mijn huis’
-
Geld maakt (niet) gelukkig: ‘Een tiende van mijn inkomen doneer ik’