Klucht

Monique Louis 2 okt 2021

De man die denkt met haar getrouwd te zijn loopt voorop, mijn moeder schuifelend achter hem. Mijn broer wil haar begroeten. De man denkt dat het voor hem bedoeld is, kijkt hem vragend aan. Als mijn broer een stap opzij zet, zet de man ook een stap opzij. En nog een keer, als een dans pas op de plaats. Het voelt een beetje alsof ik naar een scene in een klucht kijk.

Mijn moeder is weer breekbaarder dan de vorige keer dat we haar zagen. Ze ziet moe en bleek, kijkt er niet van op dat we er zijn. Ze wil wel met ons mee in de lift naar de brasserie van het tehuis. Ik ga tegenover haar zitten, doe mijn mondkapje af. „Tada”, zeg ik vrolijk (scene twee).

Zonder begrip

Af en toe valt ze in slaap. Hoort onze stemmen, opent haar ogen, zakt weer weg. Bij de thee, een chocolaatje in knisperend papier. Als ik haar help, pakt ze het chocolaatje tussen duim en wijsvinger onwennig vast. „Lekker ma, chocola, eet maar.” De laatste keer dat ik zo sprak was tegen mijn zoon, al wat jaren geleden. Ze kijkt me aan zonder begrip. Broer mimet het nemen van een hapje, trefzeker, met expressieve blik. Ze lacht flauwtjes, pikt het gebaar niet op.

Als we haar terugbrengen naar de gezamenlijke huiskamer voor de lunch, zegt de verzorger dat mijn moeder de halve nacht heeft rondgelopen. Het kost hen moeite om haar dan weer in bed te krijgen. Ze wordt boos, lees ik later in haar zorgdossier. Steeds vaker draait ze dag en nacht om.

Met grote starende ogen sluit de medebewoner die zich haar echtgenoot waant, zich enthousiast bij ons aan. Wij weten dat het niet altijd vredig is tussen hen. Laatst gaf hij haar een flinke duw en viel ze op de grond. (Die scene knip ik er liever uit). We nemen afscheid. Mijn broer omhelst haar, draait zich om. Direct steekt de man zijn hand naar hem uit, „en dit is mijn vrouw”, stelt hij mijn moeder nogmaals aan ons voor.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.