De sfeer aan het meer
Aan een tafeltje in de buurt, zitten twee jongens met hun moeder. De moeder zit met haar rug naar ons toe. Ze kijkt, net als wij, naar het meer. Zoon bestelt een puntzak met friet. ‘Lekker met een salade erbij?’ sporen we hem aan. ‘Nee, maar ik neem chocomel en misschien nog een ijsje, zegt hij op geruststellende toon.
De jongens kijken naar elkaar en naar zoon. De oudste van de twee, valt om met zijn stoel. Zoon krijgt de slappe lach en het broertje ook. Door oogcontact en samen giebelen, maakt hij zijn eerste vrienden. Hij knijpt even in mijn neus, lacht naar de broertjes alsof hij zichzelf hiermee presenteert: Kijk, dit durf ik gewoon te doen, bij mijn moeder, tijdens het eten. Zoon lacht besmuikt met zijn hand voor zijn mond, terwijl hij langs me heen de blik zoekt van de twee. De Brandbier maakt me mild. ‘Nunspeet’ zegt hij met Duitse tongval. Even daarvoor op het terrein van het park, had een Duitser ons aangesproken, omdat hij zijn speedboot aan de kant van de weg had geparkeerd. We konden er nauwelijks langs. De Duitser tilde ter plekke een kolossale sierkei op, legde hem een meter opzij. Als een superheld maakte hij de weg voor ons vrij.
Peinzend kijk ik naar de surfers, zij floreren bij dit weer. Stephan van den Berg, zo heette die kampioen windsurfer uit de jaren tachtig. We waren twaalf, mijn vriendinnetje Anita was idolaat van hem. Zijn haar zat altijd goed. Ooit heb ik een tijd op de surfplank van mijn broer geoefend. Dit was me niet meegevallen. Toen ik eenmaal bleef staan, was de dag bijna om.
De volgende ochtend pakt man de kano die links op het terras van ons huisje ligt, sleept hem achter zich aan richting het meer. De zon schijnt voorzichtig, het waait nauwelijks. De glanzend gele kano kleurt veelbelovend tegen de achtergrond van het lichtblauwe water. Hij loopt langs de kustlijn, gaat de bocht om richting de steiger waar de motorbootjes liggen. Als een log huisdier schuift de kano met hem mee. Zoon springt op het natte zand heen en weer. Vanaf de steiger laat man de kano behoedzaam in het water glijden. Langzaam laat hij zichzelf in de kano zakken. Krachtig peddelt hij de baai uit steeds verder het meer op. Het is een machtig gezicht. Er is nauwelijks een bootje of surfer te bekennen. Al snel zwaaien zoon en ik naar een kleine gele streep in de verte.