Drank maakt meer kapot dan je lief is!

Imka Meuwese 9 jul 2018

Als ik richting de stad wandel zie ik een oudere man moeizaam lopen. Hij ziet er slecht uit en houdt zich vast aan de ijzeren hekjes voor de herenhuizen. Wanneer ik beter kijk zie ik dat zijn broek nat is. Ik aarzel even maar loop er toch heen en vraag of het wel goed gaat. Hij schudt zijn hoofd en antwoordt: ‘Eigenlijk niet.’ Ik ruik een penetrante urinelucht en voel een mengeling van walging en medelijden. Ik stel voor om te gaan zitten zodat ik een dokter kan bellen maar hij zegt dat, als hij eenmaal bij de trappen van het station is, hij wel naar huis kan komen. Hij heeft zojuist boodschappen gedaan en volgens hem ging het prima maar plotseling begaven zijn benen het. Voorzichtig zeg ik: ‘Meneer, ik maak me toch zorgen want weet u wel, en u kunt er natuurlijk niks aan doen, dat u in uw broek heeft geplast?’ Hij knikt bevestigend, dit probleem doet zich kennelijk vaker voor. Ik pak de boodschappentas van hem over en gluur er snel in, ik zie blikken bier en 2 magnetronmaaltijden. Ik vermoed sterk dat deze man een drankprobleem heeft, al ruik ik geen alcohol. Als we eindelijk de trappen bereiken weet ik dat hij het nooit gaat redden alleen en besluit hem verder te begeleiden. Hij vertelt dat hij alleen woont en dat de thuiszorg dagelijks langskomt. Hij woont achter het station maar we doen er bijna een uur over. Dan blijkt hij op de eerste etage te wonen, zonder lift! Met pijn en moeite bereiken we zijn voordeur en ik schrik; in de gang en slaapkamer zie ik een kale betonvloer met grote bruine plekken, ik wil niet weten waarvan… Binnen staat een rollator en de man “loopt” naar een fauteuil, welke bedekt is met een soort van groot luier-zeil. De boodschappen zet ik in de koelkast, waar verder NIETS in ligt.
Hij beloofde mij, eenmaal thuis, iemand te bellen maar hij heeft er de kracht niet meer voor. Het is of ik naar een levende dode kijk en ik voel rillingen over mijn rug. Hij is alle telefoonnummers van familie en vrienden kwijt, zegt hij. Mij bekruipt de nare gedachte dat hij de daarbij behorende mensen ook kwijt is. Ik vind een map van de thuiszorg, bel tevergeefs een nummer, laat een bericht achter en schrijf een briefje voor degene die straks komt.
Zojuist kreeg ik telefoon, om me te bedanken en te vertellen dat meneer gelukkig terecht kan in een Korsakov kliniek. Hij blijkt vanaf zijn 14e te drinken en is nu 66 jaar, zijn lichaam en leven zijn compleet geruïneerd en er is geen weg meer terug. Ik prijs mij gelukkig en pak een glas citroenwater.