Treintherapie
Treinen. Ik zit er zo vaak in dat het een werkwoord is geworden.
Ik ken ze beter dan mijn slaapkamer. Sommige nieuwe treinen hebben geen WC, andere spiegelen de buitenwereld weg. Oude treinen hebben vaak mysterieuze vlekken op de stoelen, die waar ik nu in zit schommelt woest mijn koffie van het klaptafeltje. Toch houd ik van ze. Treinen is mijn therapie, het is dát of het gekkenhuis. Het zijn dit soort dingen:
De conducteur die eerder trots vertelde over zijn conducteurspet komt terug met een EHBO doosje. Hij heeft verkoelende zalf, verband en heel veel geduld. Het is voor de enkel van Jeanne, die roder en dikker is dan die wesp ooit had durven dromen.
“Conducteur! Ik heb ook last van mijn enkel.” roept een vrouwenstem. Hard gelach. Ze steekt haar hoofd boven de stoelen uit.
“Heeft hij het nu helemaal verzorgd?” Nog een hoofdje. Jeanne laat haar mooi verbonden enkel zien. Hoofdje na hoofdje komt tevoorschijn. Iemand klapt in zijn handen. Het wordt een luid applaus, deze meneer krijgt een tien.
Zo waardevol als deze vluchtige connectie is, net zo waardevol kan het zijn om de medereizigers helemaal niét te ontmoeten. Dan steek ik mijn hoofd in de krant, maar kijk niet naar de woorden van de journalist. Ik spits mijn oren en zoek de woorden die niet voor mij bedoeld zijn.
Al is het enkel voor die glimlach wanneer twee oude dames elkaar het internet proberen uit te leggen. Voor de telefoongesprekken van de zakenman, die eerst gehaaid en afstandelijk zijn zakenpartner instrueert en later zijn vrouw lieve woordjes toefluistert… Of andersom.
De verhalen die een vader aan zijn kind vertelt. De jongensroddels van jonge meiden, het gejoel van voetbalsupporters, fluisterruzies, schaterlachen, bejaarden die nog steeds verliefd zijn, jonge koppels die dat nu al niet meer… Alle soorten mensen komen voorbij.
Treinen in alle hoeken van het land heeft mij de mensheid leren kennen. Soms als vlieg op de muur, soms als beste vriendin – voor zolang de reis naar Amsterdam duurt -, altijd als Treinmeisje. Het meeste was grappig, soms pinkte ik een traantje weg. Soms wilde ik in opstand komen of iemand een knuffel geven.
En soms, heel soms, is er iemand die meer is dan een mooi verhaal. Iemand die pleisters plakt op meer dan gezwollen enkels. Of een dwaas, een mafkees, een geflipte kunstenaar die me meegeeft: Ik ben zo gek nog niet. Treintherapie.