De reunie
Er gaat een rilling door mijn lijf wanneer ik weet dat ik ze terug ga zien.
En reünie, zeg ik geschrokken.
Ik was er niet aan toe om de kleuterschool te verlaten.
Mijn kleuterjuf heette Juffrouw Polak. Ze had een bril met dikke glazen. Om haar ene been zat een constructie van leren riemen. Juffrouw Polak sleepte met dat been. Ze praatte heel zacht.
Het was ver naar de lagere school. Weg van mijn vertrouwde wereld.
Mijn ouders waren anders.
Ze bedoelden het goed. Mijn moeder knipte zelf mijn pony. Ze vloekte erbij: verdomme, scheef! Dan knipte ze verder. Ze kleedde mij “net anders”. India bloesjes van het Waterlooplein. Als mijn broeken te kort werden zoomde mijn moeder ze af met een gebloemd stuk stof.
Op school lag iedereen in een deuk.
We hadden veel dieren thuis. Op school zeiden ze: Vlooien! En dan begonnen ze zich overdreven te krabben.
Op vrijdag haalde mijn vader mij op want dan gingen we naar de boerderij.
Hij wachtte voor de deur. Mijn vader droeg een spijkerpak en had een baard: “Jouw vader is een hippie” grijnsden de kinderen.
Veel kinderen praatten met een Amsterdams accent. Ze zeiden dat ik raar praatte: Overdreven . Ze vonden het grappig om mij na te doen of net alsof ze me niet verstonden.
De meester lachte mee met de kinderen. Soms hield hij proestend zijn hand voor zijn gezicht.
Met rekenen schreef hij een som op het bord en gaf mij het krijtje. De meester wist dat ik getallenblind was.
Maar hij liet mij voor de grap heel lang staan, met het krijtje in mijn hand. Tot ik onzichtbaar werd en verdween in een zwart gat.
Bij gym, of zwemmen liepen kinderen expres tegen mij aan, ze gooiden met mijn tas.
Eens hadden ze een liedje over mij gemaakt. Toen ik begon te huilen zei een meisje verwijtend: “Het is als grapje bedoelt hoor”
Als ik het lokaal inloop voel ik inwendig paniek.
Ik heb een mooi jurkje aan en hoge hakken.Ik straal.
Ik zie een armzalig groepje mensen. Ze zien er afgepeigerd uit, verslagen, verpietert.
Iemand zegt: Wat ben jij een mooie vrouw ! Ik slik. Even vrees ik dat het onzekere, onaantrekkelijke meisje tevoorschijn zal komen. Dat ik niet echt ben.
Dan zie ik hem staan: de meester. Naast hem staan drie luidruchtige jonge vrouwen.
Ik steek mijn hand uit.
Het kost me geen enkele moeite hem alles te zeggen. Alles.
Dan draai ik me om en loop naar de deur.
En van de vrouwen zegt op zure toon: “Wat een lef”.
Even twijfel ik, maar dan loop ik weg.