Astronaut
Ik was altijd een heel vrolijk kind. Genoot intens van het spelen met vriendjes. De basisschoolperiode was een fijne en veilige tijd. Ik dacht wel eens na over hoe het met me zou gaan als ik later groot zou zijn. Ik voorzag grootse dingen voor mezelf: ‘Astronaut wil ik worden, ik wil nog verder hier vandaan. Ik wil een ruimteschip besturen en dan landen op de maan’. Dat was een liedje dat ik uit volle borst zong en nu, bijna veertig jaar later nog altijd uit mijn hoofd ken.
Na de lagere school ging ik naar de middelbare school. Niet naar het HAVO, maar naar de MAVO; want dat zou beter zijn voor mij, zo stelden de leraren en mijn ouders. Met dank ook aan mijn twee oudere zussen die allebei waren blijven zitten in de tweede klas van hun HAVO en MAVO. Ik moest het dus maar voorzichtig aan doen. En daar zat ik dan, enthousiast en leergierig tussen allerlei kinderen die het onderwijs nauwelijks kon boeien. Ik snapte hen niet en zij snapten mij niet. En dat heb ik geweten.
Vijftig kinderen die je omhoog tillen en in één van de grote – op het middenterrein van de school staande – vuilnisemmers gooien. Onder luid gejuich. Surveillerende docenten die op zo’n moment – toevallig – een andere kant op kijken. Vriendenloos ronddwalen in elke pauze. Compleet en volledig genegeerd worden; dag in dag uit, week na week, jaar na jaar. Hopend op het einde van de pauze, zodat ik dan weer in de klas zat en mij onderdeel kon voelen van die klas. Maar aan het einde van de schooldag weer alleen en eenzaam terugfietsend naar huis.
De vrijdag- en zaterdagavonden zat ik thuis bij mijn vader en moeder. De kinderen van mijn school verzamelden zich naast mijn huis om samen op te fietsen richting de disco. ‘Joeoep, Joeoep! Wij gaan lekker uit!’ riepen ze dan keihard. Hopend dat mijn ouders dat niet konden horen, verborg ik mijn tranen. Het pesten ging door tot in mijn eigen huis; nergens was ik veilig.
Ik veranderde in een teruggetrokken jongen, bang om op te vallen. Kansen waren aan mij niet meer besteed. Geen lef meer. Een astronaut kon ik niet meer worden; daar zou ik toch niet goed genoeg voor zijn. Het lef om nieuwe kansen te grijpen was verdwenen. Mijn succesvolle leven; verloren nog voordat het begonnen was.