Hendriëlle de Groot
Hendriëlle de Groot Binnenland 18 mei 2024
Leestijd: 2 minuten

Flexwoningen: de oplossing voor de woningcrisis of een ‘quick fix’?

Op diverse plekken in Nederland worden flexwoningen geplaatst: tijdelijke, verplaatsbare woningen voor mensen die snel een woning nodig hebben. Dit is bedoeld om de woningnood tegen te gaan, maar werkt het ook echt?

Woonminister Hugo de Jonge bestelde 2000 flexwoningen, zodat gemeenten die direct kunnen neerzetten. Het gaat om kant-en-klare woonunits, die in de fabriek worden gebouwd. Het voordeel is dat flexwoningen snel kunnen worden geplaatst. Nieuwbouw gaat langzaam en kost al snel zo’n zeven jaar. Het kost veel tijd om een geschikte bouwlocatie te vinden en de vergunningen rond te krijgen. Door flexwoningen te bouwen, kunnen mensen die met spoed woonruimte zoeken, snel uit de brand worden geholpen.

In de praktijk loopt het echter niet bepaald storm met het plaatsen van flexwoningen. Regelmatig stuiten de plannen op weerstand van omwonenden. Een andere reden is dat de woningen er slechts tien tot vijftien jaar staan, en hoge kosten met zich mee brengen. Daarom investeren gemeenten liever in de bouw van permanente sociale huurwoningen.

Flexwoningen als ‘flexibele schil

Peter Boelhouwer, hoogleraar Housing Systems aan de faculteit Bouwkunde, juicht de bouw van flexwoningen toe. „Je kunt zo een flexibele schil maken, waardoor je de acute problemen op de woningmarkt kunt oplossen.” Dat missen wij in ons huidige systeem, legt hij uit. „Het is of een sociale huurwoning, of een particuliere koop- of huurwoning, wat voor veel mensen onbetaalbaar is. Bepaalde groepen moeten met spoed worden gehuisvest, zoals gescheiden mensen, arbeidsmigranten of buitenlandse studenten.”

Weerstand van omwonenden

De bouw van flexwoningen loopt op sommige plekken spaak, omdat omwonenden niet blij zijn met de tijdelijke woonunits en protest aantekenen. „Hier zien we het fenomeen van ‘not in my backyard'”, verklaart Boelhouwer. „Iedereen vindt dat er woningen moeten worden gebouwd, maar men is bang dat er in de flexwoningen groepen komen die overlast veroorzaken.” Mogelijk speelt de associatie met containerwoningen, die bedoeld zijn om overlastplegers te huisvesten, ook een rol.

Financiering is grootste probleem

De financiering is misschien wel het grootste probleem, volgens de hoogleraar. „Je zet woningen voor een jaar of tien, vijftien neer. Daarna moeten ze weer weg, en dan moet je maar hopen dat er elders plek is.” Omdat na deze periode de investering per flexwoning niet is terugverdiend, levert herplaatsing een financieel risico op.

Dat maakt dat gemeenten, woningcorporaties en andere investeerders terughoudend zijn. Daarom heeft de overheid de garantiestelling in het leven geroepen, wat inhoudt dat het Rijk of de provincie de woningen overneemt, en dat tachtig procent van het verlies wordt gecompenseerd. De herplaatsingsgarantie zorgt ervoor dat corporaties kunnen blijven investeren in flexwoningen.

Om de woningcrisis te bezweren, zijn er meerdere oplossingen nodig, benadrukt Boelhouwer. „Zorg ervoor dat er permanente woningen komen, en dat de bestaande voorraad efficiënter wordt ingezet, bijvoorbeeld door woningdelen.”

VVD wil ruim 100 miljoen eerder uitgeven voor dit type flexwoningen

Vind je je baan saai? Je bent niet de enige (en dit is de veelvoorkomende reden)

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.

Reacties