Sjans

A.H. Fennema 9 mei 2024

Toen ik jong was had ik geregeld sjans van fluitende mannen, bouwvakkers aan het werk op de bouwplaats of op de steiger. Ik vond dat vroeger heel gewoon, ik deed dan alsof ik het niet hoorde, neus in de lucht, schouders naar achteren en onderwijl voelde ik mij ‘oh zo knap’.

Tegenwoordig zetten we als maatschappij vraagtekens bij dit soort fluiterij en nagefloten worden is in mijn leven sowieso verleden tijd. Ik ben te oud. De enige die nog fluit, dat ben ik zelf, om mijn hond te roepen, die dan meestal net doet alsof hij mij niet hoort.

Heel incidenteel maak ik nog wel eens iets mee, zoals een paar weken geleden op een vroege zondagmorgen. Ik liep met mijn hond langs de verlaten grachten. Een jongen van nog geen 30, schat ik, in een fancy outfit met een Nike-jack en een strak gesneden kapsel, passeerde op de fiets en zei: „Wat een mooie hond heb jij.” Ik zei: „Heh, wat?” „Mooie hond, mooi zwart.” „Oh, dankje”, zei ik en liep verder.

Op de hond lijken

Het gesprek was kennelijk nog niet afgelopen want hij vervolgde: „Heb je speciaal zwarte kleding aan?” „Eh, ja klopt”, grapte ik gauw. „Ik wilde op mijn hond lijken.” „Wat een stralende lach heb je”, ging hij verder. „Oh, eh… dank je”, zei ik met een stralende lach.

„Maak ik nog kans?” Nu begon ik aan mijn waarneming en gehoor te twijfelen. Zei hij dit echt?

„Ehm, nou, ik eh…. ik ben al getrouwd”, mompelde ik gauw. Ik scande de jongeman nog eens goed, de strakke coupe met de scherpe scheiding, het merk jack en dito schoenen. Nu pas zag ik dat hij aan het stuur in zijn linkerhand nonchalant een pijpje pils vast had. Kwam hij nu net terug van het stappen, misschien van feest naar feest naar afterparty? Zat ik nu in die afterparty?

Ik liep weg met een glimlach, neus in de lucht, schouders naar achteren, het bestond dus nog. Afterparty of niet; ik had nog sjans.

Mannen in een scootmobiel

Enige tijd later had ik het wéér! Het was op het stationsplein. Ik kwam terug van een lange werkdag en liep in het halfdonker het station uit op weg naar huis. Op het plein stond een groepje mannen, sommigen hadden een hoedje op, andere zaten in een scootmobiel en draaiden een shaggie. Ze dronken een biertje, het was kennelijk gezellig.

Er werd gefloten. Ik keek achterom. Nee, achter mij was niemand te zien, het gefluit was voor mij. „Wat een mooie sjaal heb je om”, hoorde ik achter me. „Waar ga je heen? Mag ik met je mee?” Ik deed net alsof ik het niet hoorde, mijn neus in de lucht, schouders naar achteren, een glimlach op mijn gezicht. Het bestond dus nog steeds.

Om mij nog even te verzekeren van mijn pas verworven sjans, keek ik nog een keer stiekem achterom. Vanuit mijn ooghoek zag ik dat ‘mijn mannen’ inmiddels omringd werden door een zestal handhavers. Eén voor één werden ze gesommeerd op straffe van een boete het stationsplein onmiddellijk te verlaten.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.

Reacties