Feyenoord – Ajax: ‘Aardige jongens’
De auto parkeerde mijn vader zeker een kilometer voor het Olympisch Stadion. Toen was het ook al druk. Als het koud was een plaid onder zijn arm voor over onze benen op de Marathontribune. De bovenste ring was er nog niet af gesloopt. Als je pech had, zat je letterlijk voor paal.
We wisselden dan van plaats. Mijn handschoen ging uit, anders kon ik geen chips eten. Zijn handschoen ook, anders kon hij geen filtersigaret roken; naast mij, geen probleem. Ook niet als de man aan de andere kant naast me een Drum met Mascotte draaide.
Ajax tegen Feyenoord, de vertrouwde aartsrivaal. Onmisbaar in het Nederlandse voetbal, evenals Ajax. Een paar rijen voor ons dronken stoere mannen bier uit… flesjes. Uit de speakers, na de reclame voor Heineken en Caballero: ‘Op een slof en een oude voetbalschoen wordt Ajax kampioen.’ Feyenoordsupporters reageerden: ‘Hand in hand kameraden.’ 0-0 dus.
Natuurlijk waren we voor Ajax. Maar als je het over de saaiste Ajaxsupporters zonder petje en shirtje hebt, waren mijn vader en ik dat wel. We genoten van mooi, technisch voetbal. En juichen kun je ook vanbinnen.
Op maandagmiddag voetbalden we, zoals altijd, na school op het pleintje. Kees’ ouders kwamen uit Rotterdam dus was hij ook voor Feyenoord. „De scheidsrechter was partijdig en Coen Moulijn is beter dan Piet Keizer.” Als Ajax had verloren was ik de omgekeerde mening toegedaan. Zo kies je partij, wat we ook deden voordat we aan onze wedstrijd begonnen. Kees wilde wel bij mijn partij horen, want ik kon aardig voetballen. Tenslotte wil iedereen winnen.
Partijen kiezen was al een culturele straatgebeurtenis op zich. ‘Opraaien’, noemden we het: twee jongens liepen voetje voor voetje over een denkbeeldige lijn naar elkaar toe. Wie als eerste de grote teen van de ander raakte, mocht iemand kiezen. Bij een oneven aantal spelers, bleef de ‘kneus’ die er niets van kon over. Hij werd tussen de partijen heen en weer geslingerd: „Nemen jullie hem maar.” Nee, discriminatie en stigmatiseren bestonden nog niet onder de straatlantaarns die allang brandden, omdat opraaien langer duurde dan de wedstrijd, die soms eindigde doordat ‘de kip’ het nodig vond onze bal in een Volkswagen Kever te laten plaatsnemen: „Er mag hier niet gevoetbald worden!”
Diezelfde politie zat als Ajax in de befaamde De Meer speelde op speciale plaatsen op de Eretribune – ze hadden toch niets te doen.
Gisteren speelde Feyenoord tegen Ajax in De Kuip. Zonder Ajaxsupporters. Palen die de netten voor de tribunes spannen, ontnemen het zicht op de toch al beperkte kijk – van plaats ruilen heeft geen enkele zin – op de gespannen situatie dat er een vervreemde eend in De Kuip speelt: Steven Berghuis. Hij heeft Feyenoord geruild voor Ajax. Zoals Henk Groot en Theo van Duivenbode ooit omgekeerd deden. En niet te vergeten ene… Johan Cruijff. Henk kwam na een paar jaar weer terug bij Ajax. De transferbedragen zijn verhoogd, de mentaliteit is in netten verstrikt geraakt, de trainer van Ajax ‘Blind’.
En wij? ‘Jongens waren we – maar aardige jongens. Al zeg ik ’t zelf.’
(Nescio – ‘Titaantjes’)