Stadzat

Jitse de Graaf 9 feb 2020

In mijn vorige column heb ik verteld over mijn ‘treinpijn’, maar vandaag ga ik het niet hebben over het vervoer. Nee, laten we het hebben over de bestemming: de grote stad.

Ik loop het station uit, recht de bruisende stad in. Het lopen slaat echter in een mum van tijd om naar stormen. Door het gehaast van al die andere mensen voel ik mezelf genoodzaakt om van mijn ‘diesellichaam’ een benzinemotor te maken. Ik ga een paar versnellingen omhoog en maak inmiddels overtoeren. Wel zonde, want de uitstoot die ik zojuist heb bespaard door met het openbaar vervoer te gaan, is alweer ingelopen.

Even vergeet ik de reden van mijn bezoek. Ik zie alleen nog maar een mensenmassa waar ik met een Usain Bolt-tempo doorheen moet. Het is een soort hindernisbaan, maar net als Usain Bolt is ook deze jongen niet aan hordes gewend. In de stad zijn er echter wel heel veel te vinden.

Allereerst stuit ik op een groep leeftijdsgenoten die alleen maar oog hebben voor hun smartphone. Op dat moment voelt het als een muur die je nevernooitniet aan de kant gaat krijgen. Er zit dus niks anders op dan een hele grote bocht eromheen te maken.

In de verte zie ik de volgende horde al verschijnen. Kleine kinderen die aan de hand van papa en mama net hun eerste stapjes aan het zetten zijn. Althans, echt soepel ziet het er nog niet uit. Ik denk nog bij mezelf: ik kan hier ook gewoon overheen springen, maar stel mijn benen verzuren ineens dan zijn de poppetjes pas echt aan het dansen. Nou ja, de figuurlijke poppetjes… de letterlijke liggen dan geplet onder mijn ‘maatje kano’. Dus ook hier met een grote bocht omheen.

De extra kilometers die ik hierdoor loop, valt mijn smartphone ook op, want in nog geen uur tijd heb ik mijn stappendoel alweer behaald. Het rode stoplicht negeer ik wijselijk, want in de stad geldt: rood=groen.

Voor mij zie ik het laatste obstakel rijden: een scootmobiel. Levensgevaarlijke apparaten. Is het jou ook wel eens opgevallen dat je altijd te laat doorhebt, wanneer zo’n apparaat besluit te remmen? Ik noem ze dan ook liever de scheenbrekers. Stel ik laat mijn tempo zodanig afzakken, totdat ik er rustig achter kan lopen, dan weet ik een ding zeker: ik krijg dan dezelfde haarkleur als de bestuurder van de scheenbreker. Geen optie, dus ik besluit om met gevaar voor eigen schenen om ook deze horde te passeren.

Nadat ik iedereen heb ingehaald en even tot rust kom, valt er een ding op. Door mijn haast ben ik het centrum uitgelopen. Ik moet weer terug de hindernisbaan op…