Als alles nou een droom

Jorine van Nifterik 29 jan 2020

“Vraag je je weleens af of onze dromen niet de werkelijkheid zijn, en dat de werkelijkheid een droom is?”
Hij kijkt haar met verwachtingsvolle ogen aan. Even lijkt ze te willen antwoorden, maar dan bedenkt ze zich en blijft stil. Hij wil haar gedachten niet onderbreken. Dat wil hij zeggen, maar daarmee zou hij haar gedachten onderbreken. Dus kijkt hij expres naar zijn glas, en walst de wijn zo hoog mogelijk terwijl hij een hijs neemt van zijn sigaret. “Wat nou als het allemaal een droom is?” Zegt ze opeens.
Een vraag terug, dat had hij niet verwacht, maar hij vind het een heerlijk antwoord. “Als niks werkelijkheid is, bedoel je?”
Ze knikt. “Ja, wat nou als niks werkelijkheid is. Als het hele leven, als al onze aanrakingen, al onze gedachten, al onze eenzaamheid, als al ons geluk één grote droom is?”
Nu is het zijn beurt om stil te zijn. Hij walst, hijst aan zijn sigaret, laat de lucht uit zijn mond ontsnappen zonder te blazen en volgt met zijn ogen de rookslierten die sierlijk door de na-zomerlucht dansen. “Wat zou dat een eindeloos feest zijn”, zegt hij dan. “Als het hele leven een droom is dan zou ik de prachtigste nachten met jou fantaseren, dan zou ik droomvelden vol bloemen bedenken om dagenlang naakt wijn in te drinken zonder dat de zon helemaal ondergaat. Dan zou ik hem laten hangen op dat punt vlak voor hij de horizon raakt, maar de lucht al wel oranje en roze kleurt. Als alles een droom zou zijn zou ik bergmeren vol twinkelingen en sierlijke onderwaterplanten fantaseren, waar we tussen konden zwemmen zonder adem te hoeven halen. Dan zou ik een huis voor je bouwen in de mooiste en grootste boom die mijn fantasie bij elkaar kan bedenken, in zijn takken zou ik ateliers maken, kamers om in te dansen, kamers met alle sprookjesboeken die je kan verzinnen.”
Ze lacht. Geen glimlach maar een heerlijke lach waarbij er twinkelingen in haar ogen verschijnen. Ze laat haar glas wijn tegen de zijne klinken, en hij voelt hoe alles in zijn lijf raast van enthousiasme. “Ja! Laten we vanaf nu alleen nog maar dromen! Laten we op een wolk klimmen en wegzweven. Dan flikkeren we de werkelijkheid over het randje naar beneden. Als je dingen naar beneden gooit ga je vanzelf hoger. Laten we heel hoog gaan. Ga je met me mee?”
Deze keer heeft ze geen tijd nodig om haar gedachten te verwoorden, en voordat hij een trek heeft genomen is zij al halverwege de touwladder en ziet hij alleen nog de onderkant van haar blote voeten. Hij neemt een grote slok en klimt haar achterna.