Railrunner
Als een bezetene sprint ik de hoge, brede trap op, richting Centraal Station Utrecht. Met mijn rugzak op een schouder zigzag ik tussen de mensen door om mijn zoon van vijf, bij te houden. Onder het rennen brul ik zijn naam. Hier en daar zie ik een spottende blik. Ik ben blij dat ik mijn gympen aan heb. Dankzij die gympen lukt het me de afstand tussen ons zo klein te houden, dat ik nog net een glimp van hem blijf zien, tussen het drentelende publiek.
We naderen de grote stationshal. Ik ren nog steeds. Zoon ook. Mijn bezorgde razernij geeft me net voldoende energie om hem uiteindelijk in zijn nekvel te kunnen grijpen. ,,Hier jij!” Hij schatert het uit, argeloos, zich niet bewust van mijn wanhoop. Ik hijg in zijn oor dat we direct de tram richting huis nemen als hij nu niet blijft staan. Hij kijkt me lachend aan, rukt zich los en gaat er opnieuw vandoor. Wéér zet ik het op een lopen. Dit slopende vervolg van zijn kat- en-muisspel voert ons regelrecht naar de drukte van het winkelcentrum Hoog Catharijne.
Uiteindelijk weet ik hem bij zijn arm te grijpen. Ben compleet buiten adem, mijn hart bonkt in mijn keel. ,,En nu ga je mee!”, weet ik nog uit te brengen. Opeens voor rede vatbaar loopt hij rustig naast me naar de kaartjesautomaat. Als ik met trillende handen zijn railrunnerskaartje uit het apparaat haal, blijft hij keurig bij me staan. ,,Perron 4 is die kant op, Maarten.” Mijn stem klinkt wat schril. ,,O ja”, zegt hij welwillend. Weer zet hij het op een lopen, maar nu in de goede richting.
In de trein naar Hilversum zitten we tegenover elkaar. Zoon kijkt vol belangstelling naar de verrichtingen van een jongen naast hem, die zijn iPad met vliegensvlugge vingers bedient. Ik schat hem op een jaar of twaalf. Zoon hangt bijna tegen zijn schouder aan, alsof hij hem al jaren kent, zijn mond staat een beetje open… ,,Wat een heerlijk kind”, zegt de oudere dame naast me vertederd. ,,Nou hè”, knik ik lachend.