Nachtmerries en witte jassen
Mijn moeder had vroeger het idee dat ik in een laboratorium zou werken en, compleet met witte jas en beschermende bril, stofjes zou gaan mengen om nieuwe dingen te ontdekken. Dit hoorde ik voor het eerst in de derde klas, toen ik een vakkenpakket moest kiezen. Ik liet echter meteen scheikunde en biologie vallen. Natuurkunde heb ik tot begin vijfde klas volgehouden, maar moest toen toch ook echt gaan. Haar droom voor mij bestaat echter nog steeds.
Ik zit nu in de zesde klas en moet een studie kiezen – ik doe immers dit jaar eindexamen en ben van plan naar de universiteit te gaan. Wat ik wil studeren weet ik nog niet. Ik weet wél dat ik geen witte jas wil. Ik kan hem, gezien mijn vakkenpakket, niet eens krijgen. Toch laat hij mij niet los.
Ik weet wat ik leuk vind. Ik vind literatuur geweldig, heb politicologie overwogen en zelfs Frans. Kunstgeschiedenis is voorbij gekomen en ook filosofie was voor mij een optie. Voor mijn ouders echter niet. Toen duidelijk werd dat ik geen tweede Einstein zou worden, besloten zij dat ik voor rechten moest gaan. Ik heb een cursus gevolgd, vond het niet verschrikkelijk en ga bij de eerstvolgende open dag ook bij de studie rechtsgeleerdheid kijken. Toch voelt het niet goed: is dit echt wat ik wil? Doe ik dit omdat het mij leuk lijkt, of omdat ik mijn ouders niet wil teleurstellen? Ik ben bang voor de tweede optie.
De laboratoriumdroom is eergisteren weer aan mij verteld. Hij begint langzamerhand op een nachtmerrie te lijken. Ik vraag me af hoeveel andere leerlingen zich hierin kunnen vinden, of ik de enige ben die hiermee worstelt. Het lijkt me van niet, maar ik heb er niemand anders over gehoord. Durf het ook niet te vragen of er een gesprek over te beginnen – of dat nou met klasgenoten, de decaan of zelfs mijn ouders is. Ik ben een bangerik, dat heb ik jaren geleden al geaccepteerd. De nachtmerrie groeit in stilte.
Wanneer word ik wakker?