Bedekking
Het wettelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding polariseert naar een discussie over godsdienstvrijheid. Dat is jammer, want het is een politieke.
Wij koesteren onze democratie. Hier is de macht aan het volk. Daarvoor is openheid en zichtbaarheid een vereiste: je moet kunnen zien met wie je van doen hebt. Bovendien is in ons deel van de wereld godsdienst gaandeweg verworden tot een soort vrijetijdsbesteding, waarin enthousiastelingen nog altijd ongebreideld ziel en zaligheid kwijt kunnen. Was het vroeger een bovenliggende drijfveer van handelen, tegenwoordig is religie ondergeschikt daaraan.
Beter is het over de vermenging van kerk en staat te hebben. Ik ben voor een nog striktere scheiding dan nu het geval is en pleit voor breed vormend onderwijs overdag en, desgewenst, godsdienstonderricht uitsluitend buiten werktijd en in de weekenden. Dan kunnen fanatici zich uitleven in bidden, net als die in, bijvoorbeeld, filatelie, swingen en naturisme.
Daarmee, hoe kan het toch, zijn we ineens beland aan de andere kant van het spectrum, waar we een doorslaggevend argument vinden waarom we iemand minimaal in het gezicht moeten kunnen kijken: nudisten mogen zich ook niet in hun hobby-kostuum op de openbare weg vertonen. De lendenstreek hoort tussen vijgenbladen. Achter de heg, thuis of in het verenigingsgebouw prima, maar niet op straat. Mag je je in het openbaar in alles bedekt laten zien, dan ook in alles onthullend!
We zijn het er wel over eens dat alles bedekken in een enkel geval om esthetische redenen verantwoord is, maar het tegenovergestelde onder naaktlopers in ruime meerderheid niet.