Watertandende behoefte aan tijgerbrood
Vroeger was er een dorpje, een mooi glimmend, olijk dorpje. Er was een groenteboer, een slager, een bakker, foute homofiel met kapperszaak en een supermarkt. De mensen in het dorp waren vrolijk, het was altijd mooi weer en het brood van de bakker was talk of the town.
De bakker lag centraal in het dorp en om van de ene naar de andere kant te komen moest je wel langs de bakker en werd iedereen staande gehouden door de opzwepende geur van versgebakken tijgerbrood. Bij de bakker kwam iedereen samen, gewoon lekker een ongesneden casino wit delen met zijn alle. Was je ziek? Er was geen apotheek, maar een krentenbol met honing is goed voor je keel, loop maar even naar de bakker!
Vandaag twee jaar geleden stond de bakkerij van het dorpje in brand, buurtbewoners kwamen massaal aan met klotsende emmertjes water, tuinslangen en zand. Er werd gezwoegd en geploeterd, maar het mocht niet baten. De bakkerij brandde tot de grond toe af. Daarna ontstond er een periode van desillusie, honger en verdriet. De bewoners liepen vanuit automatisme, iedere dag, alsnog naar de bakker, om daar geconfronteerd te worden met het oude zwartgeblakerde restje dat ooit de bakker was.
Nu een jaar later zijn de littekens in de stad nog steeds voelbaar, de uitgebrande huisomlijsting staat er nog als herinnering aan wat ooit was, de buurtbewoners gaan af en toe nog eens langs in de hoop weer ontvoert te worden door de watertandende geur van vervlogen tijgerbrood, maar dit mocht niet baten. Sommige buurtbewoners zijn tevergeefs opzoek gegaan naar andere bakkers buiten het dorp of proberen nu te ontbijten met crackers. De bakker is nu twee jaar weg en de honger naar versgebakken brood is nauwelijks gestild.
De bakker was, is en blijft broodnodig.
Ik mis je mam.