Verlos mij van de smalltalk
Ik loop over het station. Ik zie een jongen en een meisje, ik gok 17 jaar, die elkaar tegen het lijf lopen. De begroeting is ongemakkelijk. Knuffel? Kus? Schouderklopje? En dan de ‘lang niet gezien hee!’. Daar begint de ellende. Ik loop richting de Noordertunnel om mijn trouwe gazelle uit het fietsenrek te bevrijden. De tieners lopen achter me. ‘Ik heb dus altijd deze trein richting Zwolle maar hij komt op de een of andere manier structureel te laat op dinsdag, haha. Dus dan ga ik gewoon later weg van huis en ik haal hem altijd.’ Ik versnel mijn pas. Ik wil dit niet horen, ik wil dit niet horen. Uitchecken, doorlopen. Maar de smalltalk achtervolgt me. ‘Maar hoe, eh, gaat het met je studie en zo?’ En zo. ‘Wel goed, alleen dacht ik dat ik vandaag werkgroep had maar het blijkt gewoon een hoorcollege te zijn. En ja, ik steek daar gewoon niet zoveel van op.’ Bij mijn fiets aangekomen moet ik de nutteloze informatie die ik ongevraagd tot me heb gekregen even verwerken.
Het kan trouwens ook leuk zijn om flarden van gesprekken op te vangen, maar niet als het smalltalk is. Smalltalk is een smerige ziekte in het genre van de conversatie. Beide partijen zijn vaak niet bijster geïnteresseerd in elkaar, maar uit beleefdheid worden er dan maar wat vragen gesteld. Hoe is het nou met je moeder? In welk jaar van je studie zit je nu dan? Heb je dat hondje van vroeger nog? Nee, die is jaren geleden al aangereden. Pats, sfeer kapot.
Het aanschouwen van de smalltalk is vaak erger dan het voeren ervan. Wat mij nog het meest frustreert is dat ik er zelf net zo hard aan meedoe. Misschien ben ik zelfs nog erger. Feit is dat ik helemaal geen zin heb om vage kennissen over mezelf te vertellen. Ik geef daarom vaak korte antwoorden, niet volledig gebaseerd op de werkelijkheid. ‘Ja, het gaat eigenlijk heel goed! Ik woon lekker dichtbij het centrum van de stad en met mijn studie gaat het ook prima.’ Ik ben op zoek naar een andere kamer vanwege de drukte in mijn straat en ik weet nog niet zo goed wat ik het volgende studiejaar ga doen. Maar waarom zou ik iemand die ik drie keer per jaar zie daarmee lastigvallen?
Ik stap op mijn fiets en word meteen verwarmd door een aangenaam zonnetje. In de Albert Heijn doe ik een paar boodschappen voor het avondeten. Ik reken af bij de pinkassa, maar er is een storing. Het duurt even en ik draai me om richting de kassarij. Ik zie een jongen die ik herken van mijn opleiding. We groeten elkaar. ‘Lekker weertje hè?’.