Schrijven
‘Maar wanneer schrijf je dan?’ vroeg ze.
‘Altijd op het eerste moment dat ik vrij ben. Zaterdag, zondag en woensdag ’s morgens vroeg en op de andere dagen ’s avonds vroeg. Of tussendoor, wanneer er een stukje binnenkomt.’
‘Hoe bedoel je, binnenkomt?’
‘Nou ja, soms komt er zomaar stukje in je hoofd. Dan schrijf ik het op, als het af is, maar meestal dus ’s morgens. Soms ook wel twee achter elkaar, maar dat gebeurt niet zo vaak.’
‘Sla je ook wel eens een dag over?’
‘Ook niet zo vaak, maar toch wel een keer in de maand. Gemiddeld dan, hè.’
‘Waar schrijf je over?’
‘Over alles eigenlijk, maar het liefst schrijf ik over niks. Dan heb je de meeste vrijheid, kun je een beetje uitweiden, er wat van maken, zeg maar. En als ik dan denk, het wordt niks, dan is het af. Maar meestal lukt dat niet hoor, dat is nog best ingewikkeld. Meestal begint het gewoon ergens over te gaan en dan ben je gewoon terug bij af.’
‘Hoe kom je aan je onderwerpen?’
‘Ik bedenk iets, en daar ga ik dan over schrijven, of er schiet me iets te binnen, dan ga ik daar over schrijven. Dat is eigenlijk hetzelfde.’
‘Heb je ook een lijstje met onderwerpen?’
‘Nee, of ja eigenlijk wel. Dat heb ik in het begin gemaakt. Daar staan vijf dingen op, maar daar heb ik nog nooit over geschreven. Dat kan altijd nog.’
‘Waar ga je de komende tijd over schrijven?’
‘Over Trump, over het mooie weer, over de kabinetsformatie en over gras. Maar door die onderwerpen te benoemen worden ze min of meer onbruikbaar, want nu heb ik er al over geschreven. Weliswaar heel kort, maar toch.’
‘Hoe lang doe je over een stukje?
‘Een half uur meestal, soms iets langer. En dan nog een half uurtje rijpen en bijsleutelen.’
Het begon mij op te vallen dat ze niet doorvroeg en steeds nieuwe kleine onderwerpjes aansneed, hetgeen mij begon te irriteren.
‘Ik schrijf ook over de dingen die ik meemaak, maar ik verzin ook de helft,’ zei ik daarom uit mijzelf, om haar nieuwsgierigheid te prikkelen.
Ze keek op haar blaadje en daarna naar mij. Ze had blauwe ogen en een lichte blos op haar wangen:
‘Laatste vraag: Wat is geluk?’
‘Geluk is van gisteren,’ zei ik, ‘en als je geluk heb van vandaag. Maar voor mij was het gisteren. Ik zit met mijn dochter op de fiets, wat voor mij uit te zingen, geen liedje of zo, maar gewoon een beetje zingen voor mijzelf. En opeens hoor ik achter mij mijn dochter ook zingen. Ze zingt niet met mij mee, maar zingt ook gewoon een beetje voor zichzelf.’