Wachtkamer ervaring

Zwerfster993 6 feb 2017

Op een dag zat ik naar het leek eindeloos ,te wachten op de dokter voor mijn buurvrouw,
die ik begeleidde in het ziekenhuis en voelde me enigszins kriegel omdat ik liever
in mijn tuin werkte dan te moeten wachten in een kleine ruimte met
sombere wegkijkende mensen-.
Gelukkig kwam er leven in de brouwerij door een kleuter, die vol bleek
te zijn van een kortgeleden gedane ontdekking.
Hij keek me trouwhartig aan en sprak de gedenkwaardige woorden:
“Mij Papa hep óók een piemel, mij Papa is óók een jongetje!”
Ik schoot in een bescheiden lachje en ontmoette vervolgens de afkeurende
ogen van de moeder, een uitgemergeld nerveus meisje van een jaar of twintig
die een drenzende baby in een protserige wagen trachtte tot rust te brengen
door het kind een speen in de mond te drukken.
Ze kon niet lachen om haar zoontje, evenmin als de vader naast haar.
Wijdbeens en gestoken in een te krap, leren jack en voorzien van een doodskop-tatoeage richtte hij zijn blik op het plafond, alsof daar
iets interessants te zien was.
Ik wendde me tot het kind en vroeg “En je beertje dan?” wijzend op
Het roze scharminkel dat het joch stevig vasthield.
“Nee, das een meisje”, antwoordde hij vol overtuiging, “kijk maar”.
Hij draaide Beertje’s onderkant naar mij toe, waar de stikdraden
elkaar ontmoetten in het kruis.
Plat, niks te zien, geen geslachtskenmerk.
Een echtpaar naast mij lachten zachtjes met me mee.
“Hou nou je mond maar is effe dig”, snauwde de moeder en
keek dreigend naar het jongetje.
Op dat moment werd het gezin opgehaald.
Na een minuut of tien kwamen ze terug.
De baby krijsend in de armen van de vader, die quasi onverschillig,
niettemin snel naar de uitgang liep, gevolgd door het jongetje,
naar mij zwaaiend met het beertje.
Ik zwaaide vriendelijk terug naar dat optimistische kereltje.
De moeder sloot het rijtje en met een vijandige blik naar mij
gaf ze het jongetje een forse duw en snauwde “dóórlopen!”
De arts, verschijnend in de deuropening van zijn spreekkamer,
zond de wachtenden een neutrale blik toe en mijn buurvrouw
stond kreunend op.
Verderop, in de lange gang begon opeens het jongetje
met een hoge, heldere stem te zingen, onderbroken door boos gekijf van
zijn moeder.
Door dit vertoon van een bepaald soort armoede, vocht ik
tegen opkomende tranen, die middag – jaren geleden.

Martine van Dam