Onze tijd
Het station.
Iedereen heeft haast of is verdiept in z’n telefoon. Mensen krioelen als mieren door elkaar heen. Ik scan hun gezichten en iedere blik is hetzelfde; gefocust. Gefocust op de treinborden, hun telefoon, de kinderen, maar meestal kijken ze recht vooruit. Zelfs als mensen samen lopen kijken zij elkaar bijna niet aan. Meer fronzen dan glimlachjes komen mij tegemoet. Ik loop rechtdoor. Het blijkt inderdaad dat je hier gefocust moet zijn, want na vier keer uitwijken krijg ik een boze blik omdat ik en een oude man dezelfde kant op stappen. Loop nou niemand in de weg, gaat er door mijn hoofd. Ik vraag me af wat of wie zoveel haast heeft. Een wachtende baas, ouder, partner, vriendin? Een bruiloft, crematie, vergadering of een al vijf dagen wachtende bestelling? Misschien zijn wij zélf juist te ongeduldig om te wachten. Drukte, haast en ongeduld. Het is overal, maar het bestaat helemaal niet. Het zit in ons hoofd. Het is de wereld die wij zelf hebben gecreëerd met al onze sociale regels. Je kunt niet vijf minuten later zijn zonder het te melden. Je kunt niet een kwartier te vroeg bij iemand aankloppen, want ook dit is onbeleefd. Je kunt geen trein missen, je hebt je toch immers niet voor niets gehaast? En waarom zou je een half uur te vroeg zijn op het station, je gaat toch niet staan wachten op de trein! Wachten kost tijd. En tijd is kostbaar. Maar wat is tijd? Tevens een door ons bedacht concept. Door te verwachten dat iedereen tijd voor ons heeft, terwijl wij zelf nooit tijd hebben, ontstaat een vicieuze cirkel van ongeduld, frustratie en haast.
De realisatie van wat mij werkelijk in de greep houdt komt op het moment dat mijn telefoon uitvalt. Een gevoel van ongemakkelijkheid, ik zoek naar een houding. Moet ik nu voor me uitstaren? Maar ik voel ook rust. Om mij heen zit iedereen op z’n telefoon. Het is de norm geworden. Je ziet de wereld niet als je telkens naar beneden kijkt. Je geniet niet van een afspraak als je werk belt omdat ze weer eens iets van je willen weten. Altijd maar bereikbaar moeten zijn. We doen alles zo snel mogelijk en plannen de dagen overvol. Maar we hebben nooit tijd. Gisteren is verdwenen, en als straks is verschenen, is het nog altijd nu. Nu is altijd tijd, maar niet altijd. Neem de tijd. Nu…