HOOP DOET LEVEN

Freec01 10 mei 2016

Mijn ouders moesten na W.O.II hals over kop uit Indië vertrekken. Zij waren als blanken niet langer gewenst. Bij aankomst in Nederland kregen mijn ouders één kamer in een bovenwoning toegewezen. Mijn vader kocht van zijn loon als KNIL-militair voor vijf gulden een tweedehands tafel met twee stoelen en een bed. Na een jaar werd ik geboren. Ik lag in een splinternieuwe wieg; ik was hun kostbaarste bezit. Ik herinner mij als jongetje de donker getinte militaire die bij ons over de vloer kwamen. Op vierjarige leeftijd konden we kleding krijgen. Op achtjarige leeftijd sloeg het noodlot toe. Mijn vader werd doodgereden. Hij liet mijn moeder na met nog een broertje van zes jaar en van dertien maanden. Uit de spullen uit zijn kast maakte ik later op dat als burgermilitair was gaan werken bij de Marine (Elektronica) en hij zich door avondstudie zijn positie had verbeterd.
Mijn moeder ging niet bij de pakken neer zitten. Zij had voor hetere vuren gestaan. In het Jappenkamp had zij in een sterfhuis op sterven gelegen. Zij vertelde dat zij beriberi had en dat er biddende nonnen voor het bed stonden die haar voedsel trachtten te geven. Het voedsel bleef erin en zij werd het sterfhuis weer uitgereden. Na de bevrijding at zij zoveel rijst en eendeneieren dat zij werd opgenomen: zij zou zich anders dood gegeten hebben.
Haar vader had de oorlog overleefd. Hij had in 1939 aan de kade haar uitgezwaaid (‘jij bent in het verre oosten veilig voor de komende Duitse oorlog’.) Niet dus. Opa was getrouwd met Piket. Zij stamde van de gevluchte Hugenoten af. De moeder van mijn vader trouwens ook: Petit. Mijn broertje trouwde met een Antilliaanse. Zijn vrouw is een lieve schoonzuster en is buitengewoon gastvrij. Toch vervullen de instromende mensen mij met zorg. Het is hun Schrift en al degene die boven hen gesteld zijn. De ideologie laat niets aan duidelijkheid te wensen over. ‘Bevecht degenen die niet in Allah geloven, zelfs mensen van het boek (jodendom en christendom, WvR), tot ze jizya betalen met absolute onderdanigheid en zichzelf geknecht voelen’ [‘Waarover men niet spreekt’, Willem van Rooy, 2015, p. 491]. De jizya is soort belasting die niet voor eigen volk geldt [Bernard Lewis, ‘The Jews of Islam’, Princeton University Press, 1987, p. 10 en 20]. Gisteren, 8 mei 2016,op TV een prachtige Amelandse klas uit 2002 van leerlingen, destijds gevlucht uit allerlei windstreken. Eén trouwde met een IND-ambtenaar. Ze zijn allemaal goed terecht gekomen. Hoop doet leven.