In De Wachtkamer Van Het Mogelijk Toekomstig-Geluk

Chris Snoflinga 31 aug 2015

De vorige week zat ik in de wachtkamer van Het Mogelijk Toekomstig-Geluk.
Die wachtruimte bevindt zich in een oud klooster.
In de kamer-rechts behandelt mijn huisarts (M) patiënten, in de kamer-links behandelt een 1-dag-in-de-week-aanwezig psycholoog (V)’een ander deel-mensheid uit het klantenbestand’.
Ik ken beiden nog niet zo heel lang, het contact verloopt prettig.
Ik heb de psycholoog nu vier keer onderzocht, en ik heb het idee dat ze me nog niet goed kan plaatsen. Ik ‘zie-Voelspriet’ dát, maar wat nu niet is kan altijd nog komen: ik neem alle tijd voor haar. Ze is lief, doet echt haar best. Maar waarom ik geen koffie krijg is mij een raadsel.
Als ik Facebook had, zou ik haar uitnodigen.

Door de jaren heen heb ook ik, veel mensen uit het oog moeten-verliezen: Vragen, Overdenken, Pijntjes, Hoezo, Waar-Om et cetera.
Onder de streep win je daarmee-alleen Niemand terug.
Tegenwoordig neig ik weer vaker naar Het Menselijk Contact dat mij nog rest. Of toekomt? Al moet ik mijzelf er nog steeds te vaak van blijven-doordringen dat het wél van belang is. En hierna moet ik dan weer waken dat ik Niet-Direct Doorsla.
Laatst zei ik na aankoop van wat Xenos-waxinelichtjes tegen de kauwgom-knauwel kassière:” Mag het contact wellicht iets persoonlijker s.v.p.? Ik voel me hier net een klant! Dank u wel.”

En wie er dan tegenover mij zit, of hoe ik met de ander in aanraking kom, telt voor mij iets minder zwaar dan vroeger. Een betaalde kracht, of iemand met wat lege tijd en redelijke intenties-over? Prima. Zolang ik geestelijk niet doelbewust gepiepeld wordt. Iemand Niet doelbewust op mijn hart trapt (óf dat van een ander), en iemand mij niet – bijvoorbeeld na mijn 73e verjaardag – liever toch nog als vrouw door zijn leven ziet gaan.
Dát trek ik niet zó heel erg goed, zulke fratsen.
Het is niet dat ik minder kieskeurig geworden ben, maar de nalatenschap van selectiecriteria uit jongere jaren moeten anders afgesteld worden. Worden bijgesteld.
En vrijwel Niets gaat vanzelf.

Sommige patiënten komen waarschijnlijk bij beiden over de vloer.
Ik begrijp hen. Ik kom er tot op heden zelden iemand anders tegen, maar stel ik zou met zo-iemand in gesprek raken, zal ik zeggen: ” Ik begrijp u. Het is goed zo. Ik weet ook niet waarnaartoe het u zal leiden, maar u bent weer onderweg.”

Het is van groot belang dat je mensen houvast biedt. Een luisterend oor. Een vriendelijk woord.
Ik kom daar graag, in die wachtkamer Van Het Mogelijk Toekomstig-Geluk.