Angie, ik hou van je
In de hitte van die zomerse dag brengt de Tom Tom mij naar mijn bestemming. Het kantoor van de advocaat waar ik moet zijn, is gevestigd te midden van een winkelcentrum. Ik ben te vroeg. Ik voel me gelijk op vakantie. Blij dat ik te vroeg ben, loop ik de schitterende winkels in en uit. De groentewinkels met uitdagende puntpaprika’s en glanzende zwarte aubergines. Ze lijken op de lichamen van vrouwen met platte buiken die op hoge hakken lopen en daarmee de bocht tussen de buik en billen nog eens dieper maken. Winkels die van kruiden en babykleren tot reusachtige pannen en dunne theeglazen verkochten. Buiten de winkels stonden hier en daar meisjes leunend tegen de lichtpalen. De stres van het sms-bericht dat ze razendsnel met beide handen intikten kon ik aan de bewegende monden zien die als een wasmachine de kauwgum schoon draaiden. Met haren strak naar achteren getrokken en messcherpe wenkbrauwen leken ze niet op hun mondje gevallen. De jongens zagen er socialer uit. In groepen van drie of vier stonden ze met elkaar in een voor mij onverstaanbare taal te spreken. De mannen bleken eveneens niets bijzonders op die warme dag te doen te hebben. Slenterend langs de winkels stopten ze zonnebloempitten in hun monden waarna de schil in twee helften in de lucht afgeschoten werd. Tot laat in de avond dacht ik daarover na en begreep niet hoe dat mechanisme werkte. Ineens hoorde ik een stem die riep: “hé Angie, ik hou van je”. Een vrouw met slordig rood haar en een oranje lange jurk waarvan een van de schouderbanden over haar sproetige arm hing, riep zonder zich om te draaien: “doe je best jongen”. Zelfverzekerd, met de handen in zijn wijde joggingbroekzakken en benen wijd uit elkaar ging de jongen door met zijn gesprek met de andere jongens. Toen de jongens hem met een bedeesde glimlach bewonderden, wist hij dat hij een indruk op ze had gemaakt. Niets kon de dag van die jongen en mijn vakantie kapot maken.
Angie had ik een paar minuten daarvoor in een van de winkels gezien. Ze liep binnen en ging direct naar de winkelier achter de kassa. Er waren geen andere klanten in de winkel. Angie wilde 30 Euro met haar bankpasje bij de winkelier pinnen. Dat mocht niet meer: “Niet meer, Angie”. Angie draaide zich om; ze gooide haar tas over haar elleboog en liep de winkel uit.