Gevonden
Temidden van vliegtuigrampen, kapseizende boten en aardbevingen vind ik wat alledaagse realiteit.
Het is de houding die ik aanneem. Rechte rug, schouders naar achteren, hoofd fier omhoog. Beide voeten stevig op de, soms zo spannende, aarde. Twintig van de dertig leerlingen kijken mij aan. Ik kijk onverschrokken terug. Ik open mijn mond en zeg iets over malende kaken van hun kant. De les is begonnen.
Het is mijn geliefde vriend. Hij heeft in de loop der jaren alle drie de leden van zijn gezin aan de dood verloren. Ondanks zichzelf besluit hij mij lief te hebben en zichzelf te binden. Belt me zomaar op. Wil samen op vakantie. En stelt me voor aan zijn peet oma.
Sterk als de dood is de liefde zei eens een wijze koning. Mijn vriend is het levende bewijs en boekt er winst mee.
Het is de verlegen gast gezeten in de hoek van het restaurant waar ik werk. Zijn blonde vriendin met de rappe tong zit naast hem. Dat laatste heb ik, enigszins voyeuristisch, opgemaakt uit hun gesprek. De jongen in het blauw geruite overhemd daarentegen blijft hangen en steken. Wanneer mijn notitieblokje en ik voor hun neus staan neemt tot mijn verrassing niet zij, maar hij het woord. Haperend bestelt hij. Voor allebei. Zij glimlacht lief.
Het is mijn pleegzusje van veertien. Diegene die zo mooi kan tekenen. Om het weekend was ze bij haar vader. Goed geregeld, de omgangsregeling. Op donderdag met lood in de schoenen weg, op dinsdagen chagrijnig thuiskomen. Zij kiest nu om haar papa niet te zien. Is daarmee trouw aan zichzelf, of papa dat nu waardeert of niet.
Het is de jonge vrouw bij mij in de buurt die binnenkort begint met dagtherapie. Haar mooie oogopslag, lange donkere haren en vriendelijke lach laten niets los over hoe bang ze kan zijn. Ze is het echter wel. Doodsbang. Ze is het al te lang geweest. Tegelijk met de schaamte en angst voor onbekend gaat ze hem aan, de confrontatie. Wegrennen kan altijd nog.
Temidden van de reddingswerkers, speurhonden en dapper medisch personeel vind ik unieke helden ter plaatse. Onopgemerkt moedig.