Desinformatie, wantrouwen, AI: hoe zit het met de toekomst van journalistiek? Mediakenners delen hun visie
:format(jpeg):background_color(fff)/https%3A%2F%2Fwww.metronieuws.nl%2Fwp-content%2Fuploads%2F2024%2F05%2Fjournalistiek-media-mediakenners-25-jaar-Metro.jpg)
Metro bestaat 25 jaar (hieperdepiep!) en we veranderden de afgelopen tijd van de vertrouwde treinkrant naar deze online nieuwswebsite. Want dat medialandschap en de journalistiek blijft nu eenmaal in razendsnel tempo bewegen. Maar hoe ziet het nieuws en onze mediaconsumptie er over nog eens 25 jaar uit? Vier mediakenners delen hun visie over de toekomst van de journalistiek.
Technologische ontwikkelingen, desinformatie, van print naar online, bezuinigingen, verdienmodellen, AI en de hele reutemeteut. Het medialandschap kent nogal wat uitdagingen en ontwikkelingen. Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek deed eerder onderzoek en schetste een scenario tot 2035.
Mediakenners delen hun visie
Metro sprak met vier mediakenners over hun verwachtingen, zorgen en visie op de journalistiek. EĂŠn daarvan is Yael de Haan (47). Ze is lector kwaliteitsjournalistiek en digitale transit aan de Hogeschool Utrecht en bijzonder hoogleraar lokale publieke omroep aan de Rijksuniversiteit Groningen. Volgens haar moet de journalistiek zich meer dan ooit bewijzen. âDe complexe dossiers in onze samenleving vragen om goede journalistiek. Het is niet meer vanzelfsprekend dat we de krant lezen of het journaal kijken. De journalistieke rol verandert.â
Door de komst van het internet is de journalistiek volgens De Haan niet meer de âalleskennerâ. âToch hebben we in deze samenleving een orgaan nodig dat het debat of gesprek onafhankelijk kan faciliteren. Dat kunnen de politiek, Google of Facebook namelijk niet. We hebben iemand nodig die het publieke debat faciliteert en context geeft. Zodat dat gesprek niet alle kanten op schiet en verstrengeld raakt met bepaalde belangen en machten.â
Onderzoeksjournalist
Onderzoeksjournalist Sebastiaan Bromersma (37) verdiept zich voor Follow the Money regelmatig in de digitale technologie, big tech, data algoritmes en AI. Hij ziet in Nederland een journalistieke trend die ook internationaal gaande is. âMeer media investeren in onderzoeksjournalistiek. Oftewel een ander type verhalen waar meer tijd voor wordt uitgetrokken. Door de komst van AI en het reproduceren van allerlei informatie, wordt veel informatie bij elkaar geveegd. Ik denk dat de vraag naar onderzoeksjournalistiek daarom groter wordt, zodat we zeker weten dat de informatie klopt, goed is uitgezocht en je onderzoek kunt verifiĂŤren. Zeker in een tijd waarin er heel veel desinformatie is.â
Dat ziet Brommersma ook in de cijfers rondom Follow the Money. Toen hij vier jaar geleden bij het onderzoeksplatform begon, had FTM 18.000 betalende leden. âNu zijn dat er meer dan 42.000. We hebben meer journalisten in vaste dienst en het aantal dossiers neemt toe. Daardoor kun je hele diverse verhalen maken over bijvoorbeeld klimaat, onderwijs of jeugdzorg. En we schakelen lezers in als we met bepaalde onderwerpen bezig zijn. Soms krijgen we honderden tips binnen.â
Jonge makers
Mark Deuze (54), hoogleraar mediastudies (in het bijzonder journalistiek) aan de Universiteit van Amsterdam, ziet veelbelovende dingen voor de journalistiek. âIk vind de zogenoemde crossovers veelbelovend voor de toekomst. Waarin je bijvoorbeeld ziet dat kunstenaars en journalisten, streamers of storytellers samenwerken en verhalen maken. Grenzen tussen beroepen verdwijnen. In een digitale tijd moet je eigenlijk van alles wel een beetje kunnen, dus zie je veel samenwerkingen. Makers en media, of verschillende journalisten onderling, die dan samenwerken. Dat vind ik een spannende ontwikkeling.â
Volgens hem werkt de nieuwe generatie makers niet binnen de klassieke grenzen van de journalistiek. âUit onderzoek blijkt dat âtraditionele journalistenâ nog in het stramien van de werkgever of opdrachtgever zitten. Hoewel media innoveren en jonge nieuwe mensen dingen proberen, blijft de top van de journalistieke hiĂŤrarchie toch nog de Haagse journalistieke kern die politici proberen te vangen. Die jongere generatie heeft lak aan âzo hoort het nu eenmaalâ. Die denken: âFlikker op, ik wil mooie verhalen vertellenâ. Van die creativiteit en samenwerkingen word ik blij. Dat is een impuls voor de journalistiek. Het gooit de New York Times of de Volkskrant heus niet omver, maar er worden wel mooie dingen gemaakt.â
Waarheidsbevinding kost tijd
Jeroen Smit (61) is voormalig hoogleraar journalistieke vaardigheden, schrijft als onderzoeksjournalist boeken over leiderschap en het bedrijfsleven en maakt bij Human het programma Wat houdt ons tegen?. Volgens hem blijft de primaire taak van de journalistiek waarheidsvinding. âMaar dat is ingewikkelder dan ooit. Er zijn namelijk heel veel waarheden. In deze tijd zijn de feiten heel belangrijk. Want we kunnen tegenwoordig verdwijnen in ons eigen gelijk. Aan de journalistiek de taak om die feiten op tafel te krijgen.
Toen ik les gaf op de Universiteit van Groningen, waren er veel zorgen over de grote redacties van Nederland. Door de druk op de kranten en het verdienmodel. Inmiddels zie je dat een groot deel van de lezers digitale abonnees zijn. Dat terwijl we ooit dachten dat we gratis alle informatie gingen verspreiden. De bereidheid om digitaal te betalen, is toegenomen.â
Daarnaast bouwen redacties volgens Smit meer rust en tijd in om zaken uit te zoeken. âDe snelheid en gehaastheid van publiceren verandert. Voor waarheidsvinding heb je tijd nodig. Grote titels investeren daarin.â Want volgens Smit moeten allerlei onderwerpen gecontroleerd worden. âOok het politieke geluid klopt heel vaak niet.â
Zorgen over de toekomst
Of de kenners zorgen hebben over de toekomst? Ja, zorgen zijn er wel degelijk. De Haan vreest voor het feit dat de journalistiek constant achter een platform of technologie aanhobbelt. âAchter een TikTok, Facebook of AI-tools. Momenteel moeten journalisten allerlei tools gebruiken en schakelen van het ene naar het andere platform. Hoe kun je dat verbeteren? Dat vraagt investering van de media in kennis en expertise, om afwegingen te kunnen maken.â
Brommersma: âJe ziet wel verschraling in het medialandschap. Voor sommige titels is het moeilijk om te overleven. Snel nieuws wordt makkelijk overgenomen en verder verspreid door AI. En ik maak me wel zorgen hoe we onszelf gaan wapenen tegen desinformatie.â
Deuze vreest ook voor de automatisering, oftewel AI, van nieuws en verhalen. âDan heb ik het nog niet eens over ânepnieuwsâ. Ik denk dat die creativiteit die ik eerder noemde een logische respons is op de ontmenselijking van de journalistiek.â
Deuze vervolgt: âDaarom denk ik ook dat de âouderwetse journalistâ wat is ingedut. Misschien moeten we het product veranderen, want anders neemt AI het over. Niet meer denken vanuit format, genre, protocollen of andere âHilversumâ-termen. Dat kan AI namelijk ook. En ook de deepfakes gaan veel meer voorkomen.â Smit denkt dat de verleiding op de loer kan liggen om te veel weg te zakken in eigen gelijk en comfort. âDat is best eng en gevaarlijk.â
Media over 25 jaar
Kijken we over 25 jaar nog naar de televisie? Of lezen we nog de krant? De Haan legt uit dat onderzoek aantoont dat mediaconsumptie nu eenmaal verschilt per generatie. âDe manier waarop we nieuws consumeren verandert, maar de inhoud niet.â Deuze gelooft dat de papieren krant verdwijnt. âDat wordt een schermvorm, waarbij het nieuws interactief en op maat is. Geen massa meer.â
Brommersma gelooft wel dat de fysieke krant blijft bestaan. âEen medium dat je vertrouwt en fysiek kunt vasthouden. Ik hoop dat ook voor de publieke omroep, maar dat durft ik niet te garanderen.â
Kleine onafhankelijke titels
En over 25 jaar⌠waar we staan we dan in dit medialandschap? De Haan hoopt dat de journalistiek niet achter de technologie blijft aanhobbelen. âIk hoop dat het weer gaat over de kern van de journalistiek, het faciliteren van het publieke debat.â
Volgens Brommersma is de kwaliteit van een medium de gouden formule tot een langdurig bestaan. âHet is belangrijk dat je als medium een indentiteit hebt en onafhankelijk beweegt. FTM krijgt bijvoorbeeld inkomsten van vaste leden en wat fondsen. Maar niet van adverteerders of investeerders. Ik denk dat je een lange adem moet hebben, maar moet blijven vasthouden waarin je gelooft. Dan kun je je onderscheiden en krijg je waardering. In plaats van steeds te switchen op korte termijn, denk ik dat je moet gaan voor âthe long runâ.â
Volgens de FTM-journalist zie je binnen de journalistiek golfbewegingen. âZo namen in de afgelopen 25 jaar een aantal grote uitgevers allerlei grote titel over. Maar inmiddels is er daardoor ook weer behoefte aan kleine, onafhankelijke titels. Media die je kunt blijven vertrouwen, zoals verslaggeving of onderzoeksjournalistiek. Ik denk dat dat de tegenbeweging van de desinformatie is. Deepfake gaat echt voor problemen zorgen de komende tijd. Daarom denk ik dat we straks echt willen dat informatie verifieerbaar is.â
Journalistiek als ambacht
Hoogleraar Deuze denkt dat de journalistiek er een hele klus aan heeft om zichzelf staande te houden. Hoe? âCreativiteit, onderscheiden, door de mens gemaakt en handwerk. De journalistiek moet weer een ambacht worden. Ik denk dat dat ook voor nieuwsmedia geldt. Van dat kantoor af, de straat op.â
Volgens Deuze vertrouwt de burger namelijk de journalistiek niet, maar de journalist wel. âMet een persoon bouw je namelijk een vertrouwensband op. De regionale media hebben de afgelopen tijd de grootste klapper gehad, maar die kunnen dat. Daar zitten een hoop kansen. Niet bij NOS, NRC of De Volkskrant, maar bij AT5 of Omroep Brabant.â Ook De Haan ziet kansen voor lokale journalistiek. âUit onderzoek blijkt dat mensen behoefte hebben aan diepgaande lokale verhalen.â
Hij gelooft in een toekomstig portal waarin al onze platformen en media zitten. âNu switchen we nog tussen verschillende platformen en apparaten. Ik geloof dat we straks vanuit een georganiseerde, gepersonaliseerde filter media consumeren. Daarin wordt ook nieuws onderdeel van de algemene digitale mediaomgeving. Wat die portal wordt? Dat is nu al een strijd tussen bijvoorbeeld Google, Apple of Microsoft. Wie er tussen de consument en de hele digitale omgeving gaat zitten, wordt hĂŠt verhaal de komende 25 jaar. Mark Zuckerberg zet niet voor niets al zijn geld in op metaverse. Toegang krijgen tot die âdigitale soepâ betekent geld verdienen.â
Daarin was Alexander KlĂśpping met zijn Blendle tien jaar geleden behoorlijk vooruitstrevend. âHet idee dat mensen niet voor het merk komen, maar voor het verhaal. Daarom moet media managen op verhalen, niet op titel.â
Mediaconsumptie
Gen Z, over 25 jaar de primaire consument, heeft een heel andere manier van mediaconsumptie, aldus Deuze. âIn die digitale wereld danst alles door elkaar. Het gaat niet meer over het merk, maar over continu aandacht verdienen.â Smit haalt een Belgisch onderzoek aan, waaruit bleek dat jongeren toch vaak bronnen raadpleegden waarmee ze ooit waren opgevoed. âOnline weliswaar. Maar die vertrouwelijke instituten geven kennelijk wel zekerheid.â
Deuze looft journalistieke samenwerkingen als Spit, FTM of Investico. âDe massamedia is heel erg twintigste eeuw. Straks gaat het over de klein doelgroep-media. Daar zit ook een gevaar in. Dat we straks allemaal in ons eigen clubje of op ons eigen eilandje zitten. Een eiland met jouw eigen titels en bronnen. Maar we leven niet met de media, we leven in de media. Gen Z is met die denkwijze opgegroeid, die weten niet beter. â
Kwaliteitsjournalistiek
Ook Smit is opgewekt over onderzoeksplatformen als FTM of De Correspondent. âEn het feit dat lezers bereid zijn om te betalen voor online stukken. Het is niet gek dat daarvoor iets in rekening wordt gebracht. Media moeten kiezen voor onderwerpen en verhalen waarmee ze het publiek naar zich toetrekken. Zodat lezers niet meer zonder kunnen.â
âDe journalistiek bestaat al zo lang. Ik ben niet pessimistisch. We hebben nu eenmaal behoefte aan nieuws en controle van de macht. Ik geloof in de tegenbeweging, waarin nieuwe titels ontstaan die hun eigen ding gaan doen en niet meer hetzelfde âmassaleâ geluid laten horen. En dat komt ten goede aan de kwaliteitâ, aldus Brommersma.