Afscheid
Buurvrouw Carina en ik zijn vroeg op pad. Het is bijna zomer en allang licht, maar de bomen huiveren onder de frisse juniregen.
Buurvrouw Carina heeft een bus gehuurd, het appartement van haar onlangs gestorven moeder Ria is nu bijna leeg.
De kleine lift aan het einde van de balustrade wordt meermaals gevuld met dozen. Het is de verzameling van een leven, bijeengeraapt binnen een tijdsbestek van een klein aantal weken. De schrootjes zijn met moeite van het plafond losgewrikt, evenals de houten vloeren in de smalle slaapkamers, daar waar Ria met gepaste trots haar kunstwerken aan de muren hing.
Ze woonde er vijftig jaar, de muren missen haar vertrouwde tred, Ria was hier het kloppende hart, en iedere kamer ademt nog altijd haar geur, als in een stil verzet tegen het onverwachte verlies, het gemis van de verdwenen ziel van dit huis.
Weg is weg
Nieuwsgierige marktplaatskopers betreden zo nu en dan de steeds kaler wordende woning, de koelkast wordt verkocht, voor 10 euro, maar deze gaat alleen samen weg met de kookplaat. Weg is weg tenslotte.
Rijen glimmende glazen, servies, bestemd voor feestelijke bijeenkomsten, ze worden hier niet langer gebruikt.
Met een supermarktkar rijd ik op en neer naar de lift.
Een goede vriendin van Carina nadert de huurbus met een steekwagen. Ook hier zijn dozen opgestapeld, zware dozen, gevuld met oude boeken.
„Bolle, Krieg I, Krieg II en III.”
De overleden vriend van Ria, Carina noemt hem Bolle, had nog een bizarre verzameling staan in de box onder de flat.
„Misschien levert het wat op”, zegt ze schouderophalend.
„Anders ging alles zo ineens in de kliko.”
Verwijtend
Met zijn drieën betreden we de woning voor een laatste blik. De leegte van de kamers begroeten ons haast verontwaardigd, verwijtend, alsof Ria nog terug zou kunnen keren. Zomaar opeens, en dan is ze niet langer dood, alleen maar even weggeweest. Ziek, maar niet ernstig, zoals ze zelf gehoopt had. Maar Ria keert niet meer terug.
Carina kijkt nog één keer de woning rond. Haar jeugd bracht ze hier door, het was een halve eeuw lang haar thuishaven.
Stilstaand bij de deur veegt ze haastig een traan weg en kijkt naar het raam, waar juist een bundeltje zonlicht naar binnen valt.
Ze zucht nog eens en draait zich om, de schouders naar achteren trekkend.
„Het is goed zo. Dag mam, dag huis, op naar een goed, nieuw begin.”
Dan sluit ze de deur en verdwijnt met ons samen in de kleine lift naar beneden.