Vier cijfers

Monique Louis 14 jan 2020

Haar kleinzoon, tien, vertrouwd in de omgeving waar zijn oma woont, pakte zijn bal, liep de deur uit, richting schoolplein tegenover oma’s huis. Mijn moeder werd nerveus. Dat ik mijn kind alleen liet, wist hij wel de weg? Ze rustte niet voordat we op het schoolplein toekeken hoe haar kleinzoon voetbalde met twee jongens uit de buurt. Zullen we een ommetje maken ma, vroeg ik haar. Kribbig zei ze dat ik maar alleen moest gaan wandelen, ze vertrouwde deze jongens niet. Als een strenge juf met pleinwacht, keek ze me aan. Onthutst had ik teruggekeken. Haar wantrouwen bevreemde mij.

Mijn moeder heeft een laptop. Internetbankieren heeft ze jarenlang, zelfstandig gedaan. Ze las haar mails, bekeek foto’s die we in een mapje op haar ‘bureaublad’ hadden gezet. Geroutineerd met de computer is ze nooit geweest, ze kon zich redden. Tot de dag dat ze niet goed meer wist hoe haar betalingen te regelen. Ze werd onzeker en had buurvrouw Jennifer gevraagd om te helpen. De diagnose was nog ver weg. Het valt niet mee met zo’n apparaatje, het inloggen van verschillende codes. Jennifer ging naast haar zitten en keek met haar mee. Hier toonde mijn moeder blind vertrouwen. Vanaf dat moment deed ze haar betalingen als mijn broer of ik in de buurt waren. We lieten het haar opschrijven: stap 1, stap 2. Ze bleef onzeker.
Ook met de tomtom was het tobben. Ze had er altijd een goed verhaal bij. De man van haar vriendin heeft meerdere keren de adressen er opnieuw ingezet, toch ging het weer mis. Misschien werd het tijd voor een nieuwe? Haar schoonzoon haalde zijn vorige navigator die het nog prima deed, uit de la, nam hem voor haar mee, zette alle routes op een rijtje. Ze heeft hem nooit gebruikt.

We zijn twee jaar verder. De diagnose is bekend en de verbijstering heeft plaats gemaakt voor weemoed, als mijn moeder niet meer weet, dat ik net bij haar op bezoek ben geweest.

Sinds kort weten mijn broer en ik, haar pincode uit ons hoofd. Wonderlijk genoeg hebben we tot op de dag van vandaag, niet hoeven ingrijpen. Vorige week deden we samen boodschappen. We stonden bij de schappen met soep, ik draaide me naar haar om. Wat is er ma? Ze bracht haar mond bij mijn oor, fluisterde zacht vier cijfers in, keek me vragend aan. ‘Klopt!’ liet ik me verrast ontvallen. ‘Niet hardop zeggen hoor’ fluisterde ik. Met een theatraal gebaar legde ze haar wijsvinger tegen haar lippen.