Het welterusten-kusje

Jan Willem Kroon 22 okt 2019

Het welterusten-kusje

De eerste week vakantie. Mijn vrouw en ik zijn in een complex met zo’n vijftig appartementen en zitten net te lezen. Opeens een schelle piep, brandalarm. Hier? Waar? Er gaan heel wat doemscenario’s door me heen, maar ik loop naar de voordeur en doe hem open. Ook in de hal schel een gepiep en overal stemmen. Mijn vrouw komt achter me aan, ik pak de sleutel van de grond en we lopen zo de gang in. Meer mensen komen hun deur uit. Met een groepje lopen we de trappen af en gaan naar buiten. Iedereen wacht in een gelaten stemming.
De sirene van een brandweerwagen klinkt in de verte. Hij is snel ter plaatse en blijft vlak voor ons staan. Zes mannen met zeer beschermende kleding stappen uit. Ieder van hen blijkt een taak te hebben. Twee zie ik tussen het groen naar de aansluiting van de slang te zoeken. Twee blijven rond de wagen, regelen er van alles aan en rollen een brandslang uit. De andere twee gaan het complex binnen.
Voor het alarm afging had ik gemakkelijk zittende thuiskleding aangetrokken. Een moderne joggingbroek en een polo. Zo ben ik naar buiten gegaan en sta nu op mijn sokken in het natte zand. Misschien wel drie kwartier lang. Er hoeft niet gespoten te worden. Er komt ook geen ambulance.
De volgende ochtend bij het wakker worden zit het alarm nog in mijn hoofd. Geen angst, maar een soort nabeschouwing. Dat je minstens een half uur buiten staat als de alarmbellen gerinkeld hebben. Daarom is de kans is groot, dat ik de volgende keer toch schoenen en een jas aan doe.
Ik zeg mijn vrouw ‘Brandalarm’.
‘Dan ga ik wel mijn kleren aandoen.’ zegt ze. ‘En mijn tanden poetsen.’
Ik bedenk me, wat ik zal doen en zie de jonge brandweerman weer voor me. Hoe hij uiteindelijk als laatste het complex verlaat en de ‘Brand Meester’ heeft verklaard. Hij zag er moe en verhit uit, deed buiten snel zijn helm af. Ik knikte naar hem en keek hem in zijn ogen. Nee, bedenk ik me nu, ik ga niet meer mijn portemonnee halen en nette kleren aan doen als het alarm afgaat. Hij hoeft zijn leven niet voor mijn eigenwijsheid te riskeren. Hij zal veilig naar huis gaan, zijn kleine kindertjes wachten op hem. Hij heeft beloofd ze een welterusten-kusje te geven.