Eerst zitten, resocialiseren doe je later maar

John Mulder 23 okt 2019

Het Nederlands strafrecht heeft vier doelen: vergelding, afschrikking, bescherming en het voorkomen van herhaling. Voor slachtoffers is vergelding een belangrijk doel. In een complex veld van belangen verliest het belang van het slachtoffer het echter steeds meer van het belang van de dader c.q. de samenleving. En dat is helemaal niet nodig.

Een recente uitzending van EenVandaag was gewijd aan de automatische voorwaardelijke invrijheidstelling van zware criminelen na ongeveer tweederde van hun straf. Ter verheldering: iemand die voor doodslag is veroordeeld tot 18 jaar, komt na 12 jaar automatisch voorwaardelijk vrij om vervolgens zes jaar een resocialisatieprogramma te volgen. Nabestaanden en slachtoffers ervaren die regeling als een klap in het gezicht. Een wetsvoorstel van minister Dekker dat deze voorwaardelijke invrijheidstelling moet inkorten naar maximaal twee jaar, is niet meer dan een zwakke poging wat leed weg te masseren. Bovendien gaan er stemmen op tégen dit voorstel.

Strafrechter Jacco Janssen, in de rol van spreekbuis voor onderzoekers, advocaten en strafrechters, voert als tegenargument aan dat een te korte resocialisatieperiode de kans op recidive verhoogt. Twee jaar is volgens hem te kort voor een goede voorbereiding op een terugkeer in de samenleving.

Dat is wellicht terechte kritiek. Resocialisatie kost immers tijd en het belang van goede resocialisatie voor een veilige samenleving is volstrekt duidelijk. Echter, zowel de huidige automatische invrijheidstelling als de nieuwe wet doen, in hun streven herhaling van de misdaad te voorkomen, volstrekt geen recht aan slachtoffers en nabestaanden.

Hoe moeilijk kan het zijn om het hele probleem iets anders te benaderen en te ontdekken dat er helemaal niet geschipperd hoeft te worden tussen de twee eerder genoemde belangen? Er zijn voldoende deskundigen die een commissie kunnen vormen die per gevangene een resocialisatieplan opstelt waarin tijdsduur, voorwaarden en sancties worden vastgelegd. En omdat resocialiseren geen straf is, maar de basis van een tweede kans voor de crimineel, moet de tijdsduur van dat programma aan de straftijd worden toegevoegd en er niet van worden afgetrokken.

Op die manier ontstaat meer balans in de praktijk van voldoen aan de uitgangspunten van ons strafrecht: de behoefte aan vergelding/genoegdoening en de behoefte aan een veilige samenleving waarin herhaling wordt voorkomen. Laten we het zo doen. Nabestaanden en slachtoffers hebben immers al levenslang.