En, hoe is met je vriend daarboven?
Dat is wat ik verwacht wanneer ik tegen iemand vertel dat ik theologie studeer. De reactie hierop is dan een zelfingenomen lachje van mijn medemens, met een vleugje van intellectuele superioriteit, tezamen met de woorden zoals beschreven in de titel. Talloze keren heb ik dit scenario in mijn hoofd doorlopen, samen met een drukkend en benauwd gevoel op mijn borst en de vraag in mijn hersenen: ‘Hoe moet ik hierop antwoorden?’
Dit was echter de verwachting toen ik begon aan mijn studie, de realiteit is heel anders. Veel mensen maken verbaasde gezichten, meestal omdat zij denken dat deze studie niet meer relevant is. Soms krijg ik zelfs een reactie met een verbaasde: ‘He? Bestaat die studie nog?’
Wat volgt is meestal een standaardreeks aan vragen: ‘Maar wat vind jij van religie? Maar God bestaat toch helemaal niet? Ach ga toch weg, jij als jonge vent gelooft daar toch helemaal niet in?’
Mijn antwoorden hierop zijn eigenlijk een reeks herhalingen: ‘Hangt af van de mensen die de religie aanhangen’, ‘Echt waar? Waarom bestaat God dan niet? Heb je bewijs dat God niet bestaat?’ en als laatste, ‘Moet een theoloog dan in God geloven om theoloog te zijn?’
Wanneer iemand zegt dat hij of zij theologie studeert dan wordt, jammer genoeg, bijna altijd de student zelf in de schijnwerpers gezet. Laat dit nou net datgene zijn wat ik niet wil. Ik wil diepe vragen over het leven in de schijnwerpers zetten. Het is veel leuker om een gesprek te hebben over wat mensen motiveert in het leven, wat de betekenis is van tegenslagen in het leven en hoe zaken zoals de dood in het leven geplaatst (kunnen) worden. Natuurlijk komt, op een gegeven moment, ook de noodzaak om je eigen mening te geven omwille van het gesprek.
Ik vind dat het mijn taak is als theologiestudent om mensen uit te dagen tot omdenken. Het doel van dit omdenken? Om altijd een soort positieve draai te geven aan gebeurtenissen die negatief worden opgevat. ‘Wat een rotweer’ wordt dan, bijvoorbeeld ‘eigenlijk moeten we dankbaar zijn voor deze regen’. ‘Die NS altijd met zijn vertragingen’ wordt dan ‘zo, even vijf minuutjes langer op de stationsbank met de zon op mijn gezicht!’
Dus beste lezer, als u een keer het bedreigde diersoort de theologiestudent(e) tegenkomt, vraag dan zeker niet over eigen opvattingen, maar om een kort pastoraal gesprek om je mooie dag nog mooier te maken!