Het laatste taboe
We hebben meer klokken dan ooit maar op tijd komen blijft lastig.
Je kent het wel: je zit in de wachtkamer van de huisarts. Je had om 13:00 uur een afspraak, maar het is inmiddels 13:10 uur. Onrust. De Autovisie heb je inmiddels ook van achteren naar voren gelezen, of beter gezegd: je hebt de pagina’s omgeslagen.
Tien minuten te laat. Daar begint het bij mij altijd te jeuken. Vijf minuten, vooruit… Tien? Nou, voor deze ene keer dan. Maar meer dan tien moeten het er niet worden. Dan komt mijn empathisch vermogen in gevaar.
En dan heb ik het nu over de huisarts. Als ik me ergens een onverwachte uitloop kan voorstellen, dan is het wel bij de huisarts. Of de tandarts. Misschien ligt er achter de deur wel een patiënt schuimbekkend te hyperventileren, weet jij veel. Daar kan ik me nog iets bij voorstellen, dat je dan als dokter niet zegt: "ik heb nog meer te doen vandaag, next!"
In veel andere gevallen denk ik: waar zat je met je gedachten tijdens het hoofdstuk klokkijken in groep 3?
Op tijd komen is – op ademhalen na – het makkelijkste dat er is. Het enige wat je moet doen is even uitrekenen hoe lang het duurt om ergens te komen. Daarvoor hebben we navigatie uitgevonden. Tel er voor de zekerheid vijftien minuten bij op als buffer en klaar is Kees.
Tot zover de theorie.
In de praktijk gaat er anders aan toe. Je zou kunnen zeggen dat te laat komen het laatste taboe is. Als ik een zakelijke afspraak heb en – zonder bericht – twintig minuten moet wachten dan keer ik om. Blijkbaar is het dan niet belangrijk genoeg. Dat kan natuurlijk, niets mis mee, maar zeg het gewoon even. Dat scheelt een hoop tijd en energie.
Zet ergens een koffer neer met vijftigduizend euro en maak duidelijk dat degene die er om 13:00 uur staat de inhoud mag houden.
Moet je ‘s opletten hoeveel mensen er te laat komen.