Diversiteitslessen of vakinhoud?
“Mbo scholen moeten verplicht lessen geven over verscheidenheid in seksuele voorkeur”, dat was een van de stellingen waar ik onlangs als mbo-ambassadeur op reageerde. Namelijk dat we respect voor elkaar moet hebben. Maar verder kiest iemand voor het beroepsonderwijs om kennis te vergaren om goed te kunnen starten op de arbeidsmarkt, zou je denken.
Ik koos voor het mbo om te worden opgeleid voor het uitoefenen van een beroep, eventueel met een uitzicht op een vervolgopleiding. Bovendien vind ik het belangrijk om volwaardig te kunnen deelnemen aan de maatschappij, burgerschap. Zelf vind ik overigens het eerste facet het meest van belang. Want een mbo-diploma is voor velen een goede basis om een sterke start te kunnen maken op de arbeidsmarkt. Een markt die juist nu schreeuwt om goedopgeleide vakmensen.
Afijn, even terugkomend op het onderdeel burgerschap. De wettelijke eisen voor het vak burgerschap zijn beschreven in vier dimensies. Een daarvan is de politiek-juridische dimensie. In de burgerschapsagenda 2017-2021 omschreven als: “Hier is aandacht voor het (h)erkennen van de basiswaarden van onze samenleving, het omgaan met waardendilemma’s (zoals seksuele diversiteit) en het hanteren van deze basiswaarden in de meningsvorming en het handelen.”
Onduidelijk, volgens minister Van Engelshoven. De Telegraaf schreef onlangs: “Eigenlijk waren mbo-leraren al verplicht om tijdens deze lessen aandacht te besteden aan de acceptatie van ’diversiteit’, maar daaronder verstaan moest worden was volgens Van Engelshoven onduidelijk”.
Met diversiteit doelde de minister op etnische, religieuze, seksuele en genderdiversiteit. Nou, laat ik proberen enigszins helder te zijn. Voor dit soort “diversiteitszaken” is het beroepsonderwijs volgens mij niet bedoeld, want op het mbo moet je toch vooral vakinhoudelijke zaken behandelen? Bovendien lijkt het in veel gevallen averechts te werken: een mbo-student baalt van “diversiteitsgezeur” want zij of hij wil vooral bezig zijn met het toekomstige beroep, dat merk ik wel in mijn omgeving. Dat neemt vanzelfsprekend niet weg dat het goed is om waarden en normen ter ondersteuning van de opvoeding nogmaals te bespreken.
Volgend jaar mag ik in gesprek met minister Van Engelshoven. Dit is iets wat ik zonder meer zal aankaarten. Want je kunt wel in een wet vastleggen dat bepaalde zaken besproken moeten worden, maar dan is het misschien wel goed om te realiseren hoe de uitvoering er in de praktijk aan toe gaat. Zou ze dat weten?