strijd tegen kruidnoten

strijd tegen kruidnoten

Juist mijn Surinaamse collega is de eerste, die een reusachtige zak kruidnoten meeneemt. Nog voor de stoomboot op het Sinterklaasjournaal te zien is geweest. Hij stort ze in een houten schaal, gaat er mee rond en opent zo het hoofdstuk “Sint en Piet” van dit jaar.
Hij biedt het mij ook aan, maar ik ben er om zeven uur in de ochtend nog niet aan toe. Voorlopig eerst koffie.
Ik probeer de eerste kruidnoot van die dag ook zo lang mogelijk uit te stellen, want ik weet, als ik de eerste heb geproefd…ik verdenk de kruidnoten-fabrikanten er namelijk van, dat ze er een heel klein beetje verslavende poeder in doen. Je raakt er nooit vol van en krijgt er ook nooit genoeg van, maar ik wil niet te dik worden.
Zo komen er in de ochtend steeds meer collega’s binnen en gaan met een grijns op hun gezicht met de schaal rond. Voorlopig sla ik elk aanbod af. Met een uiterste krachtsinspanning. Als troost kan ik af en toe een hap van mijn brood nemen. Al smaakt me dat die dagen niet.
Dan, om een uur of drie, gaat de vermoeidheid toeslaan. Mijn weerstand vermindert. Voor mijn overbuurman, die me al erg lang en goed kent, is dat een teken om een handje nootjes te pakken. Ogenschijnlijk alleen voor zichzelf, hij kijkt niet naar me, maar ziet me wel. Ik slik wat speeksel weg en werk als een bezetene door. Verkrampt met mijn hand op het toetsenbord. De letters en cijfers hierop lijken zelf kruidnootjes te zijn geworden. Dan gaat mijn overbuurman weer naar de schaal met kruidnootjes, hij doet een greep, loopt terug naar zijn plaats en rolt er een paar voor mijn neus op het bureau. Als een tijger spring ik er op en ben voor die dag verloren.
Zo zal het tot 5 december elke dag doorgaan. Denk maar niet, dat de schaal ooit leegkomt. Als hij bijna leeg is, hoor ik weer het geluid van het leegstorten van een volgende kruidnoten-zak.
Als het eindelijk 5 december is, worden er tot overmaat van ramp van het bedrijf uit boterstaven uitgedeeld. Ieder een voor thuis. Een of twee om op de afdeling rond te delen. Een, twee stukjes. Bovendien zijn er heel wat collega’s, die niet van boterstaaf houden. Ook zij snijden de staaf in partjes en delen rond. Drie, vier, vijf stukjes. Er komen ook Pieten langs met strooigoed. Ik laat me maar even gaan.
Als een Michelin-mannetje fiets ik naar huis. Op het werk is de feestmaand voorbij, maar thuis moet het heerlijke avondje nog beginnen.