Surprise

Monique Louis 29 nov 2017

’Ik vond de les saai, toen maakte ik okselscheetjes. Juf Jolanda stuurde me de klas uit’. Zoon vertelt het terloops terwijl hij geconcentreerd zijn frietjes een voor een door de fritessaus haalt. Oh, en toen? ‘Toen mocht ik bij juf Sandra in de klas’. Een grote klodder saus komt op zijn shirt terecht. Ik kijk er naar, slik mijn woorden in. Zwijgend overhandig ik hem een servet en gebaar naar zijn trui. Hoe vond je dat? vraagt zijn vader. ‘Leuk, ik heb trema geleerd. Hij stopt even met eten, zijn pupillen worden groot. Kanoën, knieën, calorieën. De juf stuurt me weg voor straf, maar ik vond het veel leuker bij juf Sandra’. Triomfantelijke blik.

Maandag moet zijn surprise af zijn. De schoenendoos die ik driftig heb beplakt, staat op tafel. Heb een vierkant opengesneden uit de deksel, folie aan de binnenkant bevestigd. Zo kun je het voetbalveld goed bekijken. Op de bodem heb ik groen papier geplakt, in het midden een dunne, witte cirkel. Zoon had over mijn schouder meegekeken en aanwijzingen gegeven. ‘Kijk’ zeg ik tegen hem als hij van zijn feestje thuis komt en wijs naar zijn voetbalveld. ‘Cool’ reageert hij en pakt zijn tablet. ‘Hoe zullen we de doelen maken, Ik hoop maar dat ik het haal, laat ik me ontvallen tegen man als zoon op bed ligt. ‘Ik het haal’ zegt man. ‘Het is zijn surprise, laat hem op zijn minst meedenken’.

De volgende ochtend zet ik zoon aan het werk. ‘Hier heb je een strook papier, teken jij het publiek op de tribune. Plakken we het daarna samen in de doos’. ‘Dat kan ik niet’. Hij kijkt humeurig. Ik doe het ‘m voor. Aarzelend begint hij. Al gauw ziet het er vrolijk uit, hij tekent het ene poppetje na het andere. Over elk poppetje is nagedacht: zijn haar, ogen, petje, bril. ‘Als het af is, doe je de volgende strook, dan inkleuren, hier heb je je stiften, zeg ik enthousiast. ‘Dat meen je niet, reageert zoon getroffen. ‘Het is jouw surprise, zeg ik uiteindelijk. Dan laat je het zo, zwart-wit is ook mooi. Maar je moet die andere strook ook voltekenen. Dan hebben we twee tribunes met mensen, dat is gaaf, spoor ik hem aan.
Ik voel vorsende ogen van man op me gericht. Ik negeer zijn blik, richt me tot zoon: ‘Dan maken we samen de voetbalpoppetjes van klei, verf jij er blauwe streepjes op als shirt, dat zijn toch de kleuren van zijn voetbalclub, blauw wit? Cool toch, eindig ik jubelend.
Ik ga nu eerst even pauze nemen, die andere kant doe ik zo wel’.Zoon legt zijn potlood neer, pakt zijn tablet, ploft neer op de bank. Hè hè, zucht hij.