Wie goed doet… mist zijn trein

Marsha Jongeneel 10 okt 2017

Het duurt nog een kwartier voordat de Intercity naar Den Haag Centraal er is. Met warme chocomel en een koek installeren we ons op een bankje. ‘Hoe laat is het?’, vraag ik aan mijn moeder. Ze antwoordt dat we nog tijd genoeg hebben en we zakken lekker onderuit.

Op een gegeven moment komt er een man naar ons toe. Hij heeft warrig haar en aan één voet een schoen. Aan de ander heeft hij een soort doek gebonden. Hij sleept zich voort. Ik kan er niks aan doen. Mijn eerste ingeving is dat ik hem een beetje eng vind. Hij doet me denken aan Dead Leg uit de film ‘’Home Alone’’. Hij houdt zijn hand op en mompelt iets.

Mijn tweede ingeving is dat we deze man moeten helpen. Mijn moeder biedt hem een flesje water aan. Hij gooit het dopje op de grond. Normaal zou ik me hier als natuurliefhebber aan geërgerd hebben. Nu niet. Ik vraag me af wat maakt dat hij er zo aan toe is. Volgens mijn moeder heeft hij geen besef meer. We geven hem nog een banaan en hij vertrekt.

We zijn zo van ons à propos gebracht dat we er honderduit over praten en filosoferen. Het voelt goed dat we hem hebben geholpen. ‘Wat rijdt die trein snel! Stopt hij nog?’, roept mijn moeder in paniek. De trein stond er al. Wij niet. We hebben hem gemist.

Dit is een typische situatie waarbij het tot dan toe perfect gaat. En aangezien perfectie niet bestaat voel ik me altijd een beetje wantrouwig in dat soort situaties. Alsof er in de lucht hangt dat er iets mis móét gaan. Dat moment was nu.

Ik probeer positief te blijven. ‘Er zijn meer wegen naar Rome!’, zeg ik. Of, zoals ik zou omschrijven in een quote: ‘It is going to be okay even if it’s not how you wanted it in the first way’. Ik geef mijn moeder een knuffel. Ze staat dicht tegen de mensenmassa aan geplakt. Ze wil koste wat kost dat we de trein deze keer niet missen. We nemen de Intercity richting Dordrecht. Mijn vader haalt ons op bij Laan van NOI. ‘Goed hè, pap?’ zeg ik als we in de auto zitten. ‘Jij zei van te voren al dat dit handiger was, dus we hebben naar je geluisterd!’. Ik geef mijn moeder een knipoog.

Wie goed doet, goed ontmoet.
Wie goed doet… mist zijn trein.