arrogante exposanten

[email protected] 11 okt 2017

"Nog één, alsjeblieft", zegt een jongeman in donkerblauw pak, wanneer ik met mijn dienblad vol lege drankglazen langs hem heenloop en hij de zijne er tevergeefs probeert bij te zetten. Ik maak snel dat laatste plekje op mijn dienblad vrij en verwijs hem dan glimlachend door naar de bar, waar we 5 meter van vandaan staan. Hij kijkt me aan alsof ik zojuist Chinees sprak, draait zich naar me om en gaat dan weer verder met zijn lacherige monoloog tegen de twee andere mannen-in-pak aan tafel.

Waar ik anderhalf uur geleden nog in de les zat, sta ik nu in één van de hallen van Ahoy bij een exposantenborrel. Alle stands zijn leeg, de bezoekers zijn weg en de exposanten zelf staan om onze bar in het midden van de hal het ene biertje na het andere weg te drinken.

De gemiddelde man deze avond spreekt met een nep-amsterdams accent, draagt een goedkoop uitziend, donkerblauw pak met een niet bijpassend zilvergrijs horloge en staat op een te glimmend paar opgepoetste zwarte schoenen. Hét type waar ik normaal gesproken met een boog omheen zou lopen. En nu sta ik tussen 300 stuks van hen in en wurm ik me er tussen door om hun troep op te ruimen. Want lege frietzakjes en gebruikte servetten weggooien in een prullenbak die naast de tafel staat, is net zo moeilijk als 3 stappen naar een bar zetten om een biertje te halen. Ik bedenk me dat dit een lange dienst gaat worden.

Na een halfuur bierglazen van tafels te hebben gevist en een uur met een open tap biertjes te hebben getapt, mag ik hapjes uitserveren. In de keuken krijg ik van een kok een plank met een in stukken gesneden flammkuchen met spekjes, ui en creme fraiche in mijn handen, die er toch wel erg lekker uitziet.
Het eerste groepje mannen die ik de flammkuchen aanbied, slaat af. Ik wil verder lopen, als één van hen mij vraagt of een pizza een hij of een zij is. Ik lach, en vertel hem dat het een flammkuchen is, en geen pizza. Wederom wordt er gedaan alsof ik Chinees spreek, draait de man zich om en ratelt weer verder. Ik zucht, zet weer een glimlach op en loop verder.

Een halfuur voor de eindtijd wordt me gevraagd om alvast alle karren te halen die we nodig hebben bij de afbouw. Blij dat het einde in zicht is, loop ik naar de portier om de sleutel van het beursbuffet te vragen, waar die in staan. Maar nog voordat ik daar ben, loopt een man in bruin pak boos mijn kant op om los te barsten over zijn jas -met autosleutels- die in de inmiddels al 2 uur gesloten garderobe zou hangen. Ook dat nog…