Melvin. En beer. Van hem, en van een ander.
Kleine, dappere Melvin wist niet precies waar hij terecht zou komen nadat hij hem uit eigen keuze had opgegeven, en losgelaten, en overhandigd aan zijn ouders om hem op te sturen maar hij wist wel zeker dat het voor een goed doel was, en is, en hopelijk zou die andere jongen, of meisje, hem leuk vinden, en van hem houden zoals Melvin van hem hield. En nu nog zelfs. Alleen hij moet van hem houden op afstand, en zonder beeld.
Melvin is een jongen van negen en houdt van knuffelberen en vondt het niet eerlijk van het leven dat andere kinderen geen beren hebben. Of mochten hebben. En dus besloot Melvin daar wat aan te doen, en zoals iedere verstandige vroeg hij om hulp van anderen. Zijn ouders. En zo begon de reis van Melvin’s tweede beer ooit, als hij het nog goed kon herinneren, richting het Oosten, ver weg van Melvin en huis, richting Nepal. Naar een plek waar kinderen bij elkaar kwamen en speelden en lol hadden en gewoon kind en mens waren en leefden. Een soort weeshuis, dacht Melvin.
De beer was over de loop van de jaren één van zijn favorieten. Diep rose, met een witte buik, en een oog die eruit gevallen was. En hij was zacht, en knuffelerig.
De beer verliet Melvin’s tedere vingers en in die van de volwassenen en werd gewikkelt en verpakt en opgesloten en verstuurd via luchtpost. De doos was vol beren, kameraden van de rose. En de reis was lang, en de doos donker en muf. De reis verliep vlekkeloos, met hier en daar wat turbulentie, en de landing mogelijk door een onervaren piloot, maar de beer in doos was veilig aangekomen in Kathmandu.
Een lokale courier greep de doos grof en de beren schuifelden wat binnenin maar waren beschermd met bubbelwrap. De weg naar het huis was hobbelig en moest vast vol gaten zijn, en plassen, en het duurde lang. Uren.
De doos. Grof gegrepen. Gesmeten voor de voordeur. En toen zag rose het licht terwijl de zuster van het huis de doos opende en hem uit de verpakking haalde. Ze keek naar rose, en hij één-oogig naar haar, en het licht viel mooi op rose vacht.
Ze zette alle kameraden op tafel en alle kinderen kozen, en mochten kiezen, een beer. Kiran viel voor rose en koos en besloot en zodra zijn kleine handjes hem omsloten zou hij nooit meer loslaten.
Melvin keek door het raam naar buiten, in de verte, naar de neergaande zon, en het licht viel mooi. En de beer in het oosten maakte oogcontact, en contact, met Kiran en was knuffelerig begraven in zijn onschuldige vieze vingers.