Slapeloos

Bruun 22 dec 2016

Abrupt schrik ik wakker uit een nogal opwindende droom. Een vluchtige blik op mijn verlichte wekkerdisplay leert me dat het kwart over drie in de nacht is. Ik voel de intense tinteling van een roep der natuur, of beter gezegd: een schreeuw. Ook dat nog. De gedachte dat ik mijn comfortabele bed zal moeten verlaten is moordend en gedurende een moment twijfel ik of ik niet gewoon lekker stronteigenwijs zal blijven liggen. Mijn als verwarmingsdraad van een broodrooster gloeiende plasbuis spreekt subiet mijn weifeling tegen. ‘Eruit, en wel nu!’

Ik laat me zo geruisloos mogelijk uit bed glijden om te voorkomen dat mijn vrouw er wakker van wordt. Ze kampt nogal met slaapproblemen de laatste tijd, maar ligt nu vredig bomen te rooien in dromenland. In geen geval wil ik die welverdiende nachtrust verstoren.

Over de koele vezels van de vloerbedekking schuifel ik blootvoets naar de badkamer, waar ik met een doezelig hoofd gehoor geef aan mijn aandrang. Zittend welteverstaan, want staand zou ik door plaatselijke bloedtoevoer zonder twijfel een Sprinkler-effect teweeg hebben gebracht. En als ik ergens niet op zit te wachten in het midden van de nacht, is het wel het schoonmaken van de badkamer.

Na zoals altijd netjes mijn handen te hebben gewassen slof ik terug naar de slaapkamer, waar mijn warme plekje gewillig ligt te wachten op mijn terugkeer. Behendig wurm ik me fluisterstil tussen het matras en het dekbed. Mezelf op mijn favoriete zij draaien durf ik niet; dat zou immers een deining veroorzaken die mijn wederhelft kan doen ontwaken.

Ik sluit mijn ogen en probeer mijn droom, die een paar minuten eerder zo abrupt werd beëindigd, geforceerd te hervatten. Al snel blijkt dat het niet gaat lukken. Mijn wil om te slapen wordt gehinderd door gedachten die onwillekeurig in mijn hoofd rondzingen. Herinneringen aan mijn onlangs overleden schoonvader. Kopzorgen over het werk. Medelijden met de slachtoffers in Berlijn en hun nabestaanden. Overpeinzingen over de zin van het leven. Voor ik het weet is mijn brein getransformeerd in een snelkookpan die — in tegenstelling tot ikzelf — slapen van ondergeschikt belang acht.

Na een uur lang piekeren gooi ik de handdoek in de ring en besluit het nest te verlaten. Ik richt me voorzichtig op en vind op de tast mijn brillenkoker. Ik zet mijn bril op mijn gerimpelde hoofd en verlaat de kamer op weg naar de zolderverdieping, waar ik mijn computer opstart en begin te schrijven…