Raamstaren

Iris Penning 16 nov 2016

Hoe ik me als kind urenlang kon vermaken met het ’s nachts staren naar de lampjes door het autoraam, zo wil ik dat nog steeds kunnen.

Ik druk in de trein mijn gezicht tegen het raam om de reflectie te slim af te zijn, vouw mijn handpalmen rond mijn ogen, en daar zijn ze weer.
Kleine gele, rode en witte lichtbolletjes bewegen zich in en uit mijn gezichtsveld. Sommige schieten snel van links naar rechts, andere glijden geduldig de andere kant op.

Geen lichtjes in de lucht vandaag, de wintermist vouwt een gordijn om de wereld heen. Het is een dun gordijn, zoals die half doorzichtige bij de woonkamers die je wél laten zien dat in dat huis de TV aan staat maar níet wie er naar kijkt. Het zijn de beste gordijnen om een huis door in te kijken. Ze geven een idee van de sfeer in de kamer maar naar de rest mag je zelf raden. Zo doet de mist dat dus vanavond.

Het is moeilijk om te zien wat een huis is en wat een lantaarnpaal. Auto’s herken ik wel, die verdwijnen sneller uit beeld. Twee langzamere lampen zouden van fietsers kunnen zijn, of van een oudere vrouw die te voorzichtig rijdt. De letters van neonplaten op hoge daken zijn precies onleesbaar genoeg. Ze vormen kleurige lijnen in dit lichtlandschap.

Even ben ik weer zes jaar oud en zijn de snelle lichtjes niet van voertuigen maar van vuurvliegjes. Zij die naar links vliegen gaan op vakantie, die naar rechts gaan naar huis. Daar dansen alle lichtjes samen op een feestig vuurvliegveld.
De langzame lampen zijn geen huizen maar vissen. Het zijn de vissen die diep in de zee leven en een zaklamp op hun hoofd moeten groeien omdat het daar zo donker is. Zo krijgt het woord ‘Koplamp’ een hele nieuwe betekenis.

Mijn kinderspinsels worden onderbroken door een langs zoevende trein. Van zo’n groot geelblauw gevaarte kan ik moeilijk een vuurvlieg maken. Een conducteursstem vertelt me via een veel te luide speaker dat dit mijn laatste halte is. Ik zie de TL-balken weer onder ogen en loop gammelend door de treingangen heen.
Halverwege zie ik een meisje. Ze zit met haar gezicht vlakbij het raam. In een hoopvol moment denk ik dat ook zij zoekt naar de vuurvliegjes. Ze wrijft de make-up resten onder haar ogen vandaan en haalt haar smartphone tevoorschijn…

De vuurvliegjes sterven uit.