De boze man op Utrecht Centraal

Rosanne Kars 18 nov 2016

Met een blij hoofd loop ik op Utrecht Centraal. Lekker vroeg klaar met colleges, het vooruitzicht op een dagje niet naar de uni te hoeven en heerlijke, nieuwe muzieknummers die dreunen door mijn oordopjes zorgen voor de goede stemming.Terwijl ik me als een halve zwier beweeg naar het perron waar mijn trein zou moeten aankomen, besluit ik om door te lopen tot het einde van het perron waar de bankjes zich bevinden. Op weg naar de bankjes kijk ik een man aan die ook staat te wachten. Ik wend mijn blik af en draai deze plots weer terug in de richting van de man. Hij kijkt mij pisnijdig aan, dat had ik dus niet verkeerd gezien. Als blikken konden doden was Utrecht Centraal mijn sterfplaats geweest. Lichtelijk angstig kijk ik snel weg. Ik besluit te gaan zitten op het bankje met mijn rug richting de man.

Meer dan bewust van zijn aanwezigheid zie ik dat hij zijn lichaam draait in mijn richting. Inmiddels neemt mijn fantasie het van me over. Ik ben niet snel bang voor mensen, maar hiervan verander zelfs ik in een bang haasje. Nonchalant probeer ik om me heen te kijken, zodat ik hem in de gaten kan houden. Niet te opzichtig, dus ik kijk expres ook een totaal andere richting op. Krantenkoppen dwarrelen door mijn hoofd: ‘meisje op Utrecht Centraal krijgt mes in rug’. ‘Nee, stoppen Roos. Die man is zich waarschijnlijk van geen kwaad bewust’, probeer ik mezelf wijs toe te spreken. Toch schuif ik mijn tas net wat dichter bij me. De trein komt aan en terwijl ik me langzaam beweeg in de richting van de trein, krijg ik het gevoel dat ook nu zijn blik me weer volgt. Ik ga zitten in de trein en houd alles goed in de gaten, maar instappen in de trein zie ik de man niet.

Tijdens de treinreis stort ik me volledig op mijn leesboek en zit met mijn gedachten niet meer bij de man. Totdat het volgende station wordt omgeroepen. De trein stopt en ik bekijk de mensen die in het gangpad staan te wachten zodat ze kunnen uitstappen. Dan slaat mijn hart een slag over, de man staat schuin tegenover me. Ik kijk naar hem en zie dat de man glimlacht. Helaas is dat niet zomaar een glimlach, maar eerder een gemene glimlach. Of zie ik nu dingen die er niet zijn? Zit ik mezelf gek te maken? De man stapt uit en ik leef (hopelijk) nog lang en gelukkig.