Maar ik rook niet.

Ronald Hagestein 12 okt 2016

7 uur ’s ochtends. Ik loop door de winkelstraat, welke nog in diepe rust is. Er komt een man aangelopen aan de overkant van de straat, met een sigaret in zijn hand. Hij neemt de laatste trek en… poef! Hij schiet de peuk op het schone straatje van een van de restaurants. Het ligt op het puntje van mijn tong om te roepen: “bevuil je thuis ook je eigen straatje?”, maar… nee. Ik hou mijn mond en loop door naar het station, en stap de trein in, naar mijn overstap station. Wanneer ik daar aan kom, en wacht op het perron op mijn volgende trein, staat daar een meisje te roken. De schoonmaker is net geweest en het perron ziet er voor twee minuten keurig uit. Totdat… het meisje haar laatste trek uit haar sigaret neemt. Poef! De eerste peuk ligt alweer op het perron, ver uit het bereik van de rookpaal, die zo’n honderd meter verderop op het perron te vinden is. Het ligt op mijn puntje om te roepen: “De schoonmaker had het perron nét schoon, maar jíj hebt vandaag de primeur: jouw peuk is de eerste!”. Maar nee… ik hou mijn mond, wacht op mijn trein en reis door naar mijn werk. Wanneer ik daar aan kom, ligt de stoep vol met peuken en staat er een collega te roken. Ook zij schiet haar peuk op de grond, drie meter naast de asbak en loopt naar binnen. Ik schaam me voor mijn collega: niet alleen voor de (niet-roker) bezoekers die met een stoep vol peuken worden geconfronteerd , maar ook om haar lompe actie. Ik volg haar naar de lifthal, spreek haar aan en zeg: “Collega, ik snap best dat die ene peuk er nog bij kan hoor, op drie meter afstand naast de asbak. Als je hem nou drie meter verder had geworpen, had hij in de asbak beland! Misschien een leuke uitdaging voor je?”. Ik krijg het geluid van een lach terug, waaruit op te maken valt, dat ze niet weet hoe zij moet antwoorden of wat te doen. Zij stapt de lift uit zonder te groeten. Uiteindelijk kom ik bij mijn bureau: Bevrijd van de tabakslucht, peuken en lege sigarettenpakjes. Rokers zijn soms nog slechter opgevoed als hondenbezitters: Ze laten hun sporen na door peuken en lege sigarettenpakjes achter te laten waar het hen uitkomt en stinken vaak een uur in de wind. En ik denk: ‘Maar ik rook niet’.