En dan krijg je een berichtje…

En dan krijg je een berichtje : “Mam ze zijn het kamp aan het evacueren en ik zit op het politiebureau in Griekenland”…. alle alarmbellen gaan af, mijn moederinstinct draait op volle toeren en mijn hersenen maken overuren.
Zo trots ben ik op mijn dochter die al twee dagen 19 is en voor de derde keer naar Griekenland is afgereisd om vrijwilligerswerk te gaan doen. Eerst op Lesbos en toen bij de grens met Macedonië en nu bij Thessaloniki.
Maar nu zit ze daar in een vreemd land op het politiebureau terwijl het kamp is omsingeld door politie en militairen en de vluchtelingen naar een ander kamp worden gebracht.
Ik boek een ticket naar Griekenland, ik wil even bij haar zijn om haar op te vangen na deze heftige ervaringen.
We halen haar spullen op uit het platgewalste kamp en nu eerst maar even bijkomen in een hotelletje. Morgen nemen we wel een kijkje in het nieuwe kamp en zie ik waaraan mijn meisje haar hart verloren heeft.

Om eerlijk te zijn heb ik ook wel eens mijn bedenkingen gehad over vluchtelingen en asielzoekers. Ook ik heb echt wel vooroordelen en “eisen” en gedachten over wie wel en wie niet zou mogen komen naar mijn idee.
Maar nu maak je van dichtbij mee dat ze zijn aangespoeld in gammele bootjes op Lesbos, dat ze zijn overgebracht naar de grens van Macedonië en dat ze niet verder mochten. Net op het moment dat ze zich erbij neer hebben gelegd en hun leventje in een provisorisch kamp weer hadden opgebouwd werd iedereen meegenomen naar een zogenaamd betere plek.
Dan kom je daar en er is werkelijk helemaal niets wat het leven ook maar een beetje aangenaam kan maken en toch wordt er een bed als bank neergezet en thee gemaakt want er is visite… (wat officieel niet eens mag en dus zijn we door een stuk hek naar binnen gegaan.)
Stukjes karton worden gegeven als waaier omdat het bloedheet is in de oude schuren waar de tenten staan.
Iedereen is zo trots, lief en gastvrij en ik word voorgesteld aan iedereen. Ik voel me bijna schuldig dat ik hier kon komen met een auto maar vooral dat ik weer kan gaan wanneer ik wil.
Kindjes pakken mijn hand en nemen me mee naar hun tent en een willekeurige vrouw vraagt of ik wat wil eten.
Hoe kan het toch zijn dat wij onszelf beter achtten dan deze sterke mensen die met baby’s, oma’s, broers en zussen wel weg moesten uit een oorlog.
Ik hoop dat ik nooit in zo’n situatie terecht kom maar als het dan toch zo is dan hoop ik dat ik net zo gastvrij en sterk ben als deze mensen.