kinderen in de metro

ippe galama 21 mrt 2016

Ik heb weinig met kinderen. Ook heb ik daardoor weinig geduld met kids. Zelfs kinderen die als uiterst beschaafd worden ervaren kunnen bij mij al snel irritaties oproepen. En, alsof het karma is, gaan die dan altijd tegenover mij zitten in de metro. Vandaag was geen uitzondering.

Twee kleine snotfabriekjes van een jaar of vijf à zes. Vermoedelijk hadden de dames zelf hun kleding uitgezocht voor de dag. Ze droegen namelijk roze en paarse sandaaltjes met een witte legging, groene winterjasjes, halve vlechtjes die er al duidelijk een paar dagen te lang in zaten en een paar wanten aan een touwtje.

De twee met suiker gevulde alarmbellen hadden de wanten als een soort straatstoffer al half Amstelveen door gesleept want ze waren alles behalve de originele witte rode kleur. Het leek ze in ieder geval weinig te kunnen schelen. Ze namen plaats tegenover mij. De eerste zet direct haar smoelwerk tegen het metroraam om naar buiten te kijken en verrast zichzelf met een nies. In haar terugslag stoot ze haar hoofd tegen het raam en maakt een soort van zeefdruk van haar gezicht met snot op het toch al vieze glas.

Ze kijkt naar mij alsof te vragen “did you see that?” De uitdrukking van pure horror en halve paniek op mijn gezicht had al verraden dat ik het inderdaad had gezien. De moeder die het tafereel zag ontvouwen kwam met een zakdoekje en veegt het overige snot van het tegenstribbelende kinderbekkie. Tevergeefs want de jongedame produceerde direct een nieuwe lading. Ondertussen heb ik mijn tas op schoot genomen. Die moet als bacillenbarrière fungeren. Al vermoed ik dat deze twee biologische tijdbommetjes zich weinig aantrekken van mijn Eastpack.

Het andere meisje lijkt vrij zoet. Ze zit redelijk stil in de andere stoel en staart mij aan. Ongegeneerd. Logisch want dat kent ze natuurlijk nog helemaal niet, generen.. Ik besluit terug te kijken in de hoop haar blik af te laten wenden maar ze kijkt gewoon met mega grote puppy-oogjes terug. Gelukkig wordt haar concentratie gebroken op het moment dat haar zusje een nieuwe streng met snot aan haar afveegt. De bel op het gezicht van de aan het raam geplakte boef is namelijk gebarsten en het radioactieve afval moest ergens aan afgeveegd worden.

Met dit soort medepassagiers vraag ik mij opeens niet meer af waarom altijd iedereen tegelijk griep heeft. “het heerst” zeggen ze dan. Ik denk dat ze deze kinderen bedoelen.