Fietswrak Requiem

Zoë Versteeg 13 nov 2015

Iedere keer als ik kom aangeraced bij de fietsenjungle naast Utrecht Centraal, voel ik mij bekeken. Een legioen rijwielen, twee verdiepingen hoog, staart mij met koplampen aan. In gedachten zie ik ze hoofdschudden – koplampschudden – verwonderd over zoveel haastige mensen. Allemaal net drie minuten te laat weggegaan van huis.

Een geordende chaos van sturen, spatborden en bagagedragers. Bonte zadeldekjes en gekleurde hangsloten geven de metalen menigte iets lolligs. Wanneer de wind opsteekt, wiegen de frames zacht heen en weer in hun stalen klemmen. Op de achtergrond snerpen de remmen van arriverende treinen.

Ogenschijnlijk onvermurwbaar, maar stilletjes afwachtend tot hun berijder hen verlost en mee naar huis neemt. Sommigen robuust met opgeheven koplamp: “Mij krijg je niet klein”. Anderen hebben steun gezocht bij een buurman en hangen tegen elkaar aan als benevelde kameraden. Je kunt ze horen lallen. Hier en daar een vergeten rood knipperend lampje als een voorzichtig baken in een zee van ijzer: “Ik ben hier”.

De gelukkigen netjes in hun houder, spatbord aan roestig spatbord. Minder fortuinlijken vastgeklonken aan hekken, lantaarnpalen en verkeersborden. Achtergelaten als afgedankte honden voor de zomervakantie.

Tussen al die netjes en minder netjes gestalde metalen cyclopen ligt ze op de grond: afgegleden als een dronken lor. Het voorwiel in een onnatuurlijke hoek omhoog gedraaid als een gebroken been. De staat van verval een indicatie van haar leeftijd. Ooit glom ze en reed de eerste eigenaar haar trots en behoedzaam de winkel uit, bang haar glanzende lak te beschadigen. Maar vele overspuitbeurten en ongelukkige aanrakingen met betonnen paaltjes later, ligt ze hulpeloos om een lantaarnpaal gevouwen.

Haar soortgenoten staan er machteloos bij. Afkeurend misschien, omdat dit tragische stuk staal zich niet staande heeft weten te houden. Voor hen is er nog hoop, maar deze gevallene wacht de mannen met de gele hesjes en slijptollen.

Een siddering trekt door de ijzeren meute. Staat dit lot hen ooit ook te wachten? Zwijgend neemt ieder het besluit zijn of haar eigenaar zo capabel mogelijk naar plaats van bestemming te brengen, voorkomend dat zij op een dag zo publiekelijk vernederd zullen worden.

Wanneer ik mijn metalen meisje bij het station parkeer, klop ik altijd even op haar zadel en spreek haar bemoedigend toe. Zo weet ze dat het afscheid tijdelijk is en ze aan het einde van de dag haar wielen weer mag laten draaien om mij naar huis te brengen.