Zon en schaduw in een leven

Monique van der Gaag 1 jun 2015

De zon scheen. Je blonde haren leken wel van goud. Bruine sandalen aan jouw voetjes. In je korte broek zat je te spelen op het karrenspoor. De lucht was blauw. Wespen zoemden bij onze glazen met priklimonade. In de verte klonk het geronk van een tractor. Ik waande me onbespied en gaf een onhandige schop tegen jouw voetbal, die in het hoge gras lag. Met mijn ogen volgde ik hem en zag toen de grote wielen op het pad. ‘Die tractor stopt toch wel?’, hoopte ik. Dit gebeurde toch niet echt? ‘Kom hier!’, riep ik, maar je hoorde mij niet, zo verdiept was je in je spel. Ondertussen kroop de schaduw van het voertuig langzaam dichterbij. Ik holde naar jou toe. Ik greep je vast bij je bovenarm. Je huid was warm. Met alle kracht, die ik had, trok ik je weg. Over de stoffige rode aarde. Je krijste en sloeg me, maar ik liet niet los. Ik was drie jaar ouder en dus sterker dan jij. De tractor reed rakelings voorbij. Ik huilde niet.

Je groeide groter. Je blonde haren werden donker en mijn haren lichter. Was het daarom dat we elkaar niet meer herkenden? Op een dag stonden we samen op zolder. We deden oude schoolschriftjes in een verhuisdoos. ‘Bewaar jij ze maar’, zei je tegen mij. ‘Dat is goed’, zei ik toen.

Eindelijk heb ik de moed om deze verhuisdoos uit te pakken. Ik sta met je Boomplant-diploma in mijn handen. Vol vertwijfeling. Zou jij dit net zo leuk vinden als ik om te hebben? En dan je jeugdfoto’s? Zal ik kopieën maken en ze aan je opsturen? Je bent nooit je spullen op komen halen. Wat zal ik doen? Dan neem ik een besluit. Ik ga naar je toe. Ik weet waar je woont. Met de bus kan ik er komen. In mijn rugzak heb ik het rapport van de Streekmuziekschool. ‘Platvoetvingers’, schreef je pianoleraar. Je gaat daar vast van glimlachen net zoals ik nu. Weet je nog dat we samen quatre-mains speelden?

De bus stopt en ik stap uit. Twee hoeken omslaan en dan ben ik in je straat. Mijn hand beeft als ik aanbel. Ik denk alleen maar aan dat blonde jongetje in de zon. Dan gaat de deur open. ‘Oh, die woont hier niet meer!’, hoor ik. De deur gaat weer dicht. Ik draai me om en voel de zon in mijn gezicht.