Memoires Van Een Stotteraar
Ik weet nog dat het gebeurde ten tijde van de brugklas. Er was ook een meisje bij. Ik zal het nooit vergeten, ik vond haar leuk en wilde met ’r praten. Iets zeggen. Iets dat verder ging dan een vluchtig ’Hoi!’ tijdens het voorbij gaan op de trappen van het schoolgebouw.
Nadat ik eindelijk genoeg moed bij elkaar geraapt had besloot ik ervoor te gaan. ’Hoi, kan ik je wat vragen?’, dat was de zin die ik als een mantra in mijn hoofd herhaalde. Als een golf van woorden over de woeste zee van mijn gedachten. Normaal zou ik blijven hangen op de letter K (op de K van Kan), dat wist ik, dat was voor mij een zekerheidje. Maar die dag had ik goede hoop. Deze golf zou nu eens niet keihard uiteenspatten op de branding van de keiharde realiteit.
Ik kan me nog goed herinneren dat ik het ineens twintig graden warmer kreeg toen ik haar ineens opmerkte tussen een groepje dat mijn kant op kwam gelopen en dat ik snel allerlei redenen begon te verzinnen om datgene waar ik mee bezig was te staken.
Ik denk dat dat nog een van de meest frustrerende dingen is voor een stotteraar: de wetenschap dat je in je gedachten niet stottert. Dat je in je hoofd iedere vraag, elke opmerking, van wie dan ook, kunt pareren met een zinvolle of grappige opmerking. Ze zou lachen. Oprecht, niet uit schaamte, of erger nog, uit medelijden. O, als ik toch eens niet zou stotteren.
Ze stond inmiddels vlak bij me en hoewel ik alles tot in de puntjes voorbereid had werd ik overspoeld door een vlaag van angst. Complete chaos in mijn hoofd. Het was een heftig gevecht tussen Onzekerheid, oftewel Het Grote Kwaad, en mijn goede vriend Lef, de underdog die ondanks de meest rake klappen altijd weer lachend overeind komt. Ik liep op haar af en ik voelde mezelf als een marionet in de handen van de meest stomdronken poppenspeler ever. Wat er vervolgens uit mijn mond kwam moet zo ongeveer geklonken hebben als een willekeurig gesproken zin waar alle klinkers uit zijn gehaald. Met dat ene kleine verschil dat ik niet verder kwam dan de letter K. Tijdens de tien seconden dat ik bleef hangen op die Kut Kolere K voelde het alsof het alfabet uit zesentwintig dezelfde letters bestond.
Zesentwintig keer de letter K. Ja, ik denk dat ik die dag dat quotum wel heb gehaald.