Het lef om nee te zeggen.
We zitten samen over zijn huiswerk gebogen. Het gaat over de tweede wereldoorlog. Ik kan het niet laten en vraag zo terloops mogelijk of ze het op school ook weleens over de slavernij hebben gehad. Zoon kijkt op en denkt even na.
Niet dat ik me kan herinneren, zegt hij. Waarom? Voor ik iets zeg, antwoord hij zelf al.
Omdat de slavernij ook zoiets was he? Of erger misschien.
Je hoort hem denken: Als mijn moeder het erger vind moet ik een beetje meepraten.
Nee, niet erger, antwoord ik op mijn beurt.
Niet voor witte mensen. Wel voor de bruine mensen. En meteen vind ik mezelf een trut.
Zit ik weer eens middenin het Halfbloedjes-syndroom; Gek op Nederland en toch boos.
Nu kan ik niet meer terug. Hij ruikt de mogelijkheid om iets anders te kunnen doen dan zijn huiswerk.
Krijg je geen geld in de slavernij?
Nee, Nederland is rijk geworden van de slavernij omdat ze slaven voor niets lieten werken.
Oh.
En als ze die mensen nu één euro zouden geven, dan is het geen slavernij toch?
Toch wel, want dat is te weinig.
Maar daar kiezen ze toch zelf voor?
Niet echt, je kunt iemand dwingen om bijna voor niks te werken, anders neem je een ander.’
Oh ja, dat is eigenlijk chantage, toch mam?
Ja. Maak nu maar je huiswerk af.
Weet je mam? Het is gewoon allebei erg! Roept zoon uit’
Hij vat een hoop gesoebat en gelazer over twee hele erge dingen mooi samen. Het ene is niet erger dan het andere.
Zeg mam? Als je geen Hitlergroet maakte, moest je dood he?
Eh, is dat zo?
Ik zou wel het lef hebben om nee te zeggen hoor.
Kijk, zo moest je doen, en hij staat op van zijn stoel, strekt zijn arm schuin omhoog en roept: ‘Heil Hitler!’
In huis staat heel even een blond jongetje met groene ogen de Hitlergroet te brengen naast een toffee-kleurige vrouw met kroeshaar. Moet er vreemd uitzien.
Dat zijn vader Duits is, bedenk ik me en dat zijn voorouders via zijn Surinaamse opa slaven waren, en hoe ver weg dit voor hem lijkt.
Slavernij en de tweede wereldoorlog.
Allebei even erg, maar alleen nog in geschiedenisboekjes.
En dan ben ik weer trots op ons. Op Nederland.
Dat dit Nederlands-Duits-Surinaamse jongetje hier in vrijheid en veiligheid kan leven.
Zolang we maar het lef hebben om nee te zeggen.