Gierig
Als je in de horeca werkt, moet je beschikken over een flinke ruggengraat. Ik heb in mijn wilde horecajaren genoeg meegemaakt om een boek over te schrijven. Omdat gasten betalen, zijn ze vaak in de veronderstelling dat jouw onvoorwaardelijke slavendiensten in de prijs inbegrepen zijn. Zo ook meneer X, aan wie ik na het wegwerken van een uitgebreide satéschotel vroeg of alles naar wens geweest was. Met een snor van pindasaus verklaarde hij dat hij nog wel wat lustte. “Gelukkig”, antwoordde ik naïef, “wij hebben namelijk nog een dessertkaart!”
De man keek me aan alsof ik zojuist zijn VOC-schip had gekaapt: “In jouw land zouden ze mijn bord nog eens opscheppen, gratis en voor niets!” De onderkaak van zijn arme tafelgenoot plofte zowat op de tafel, terwijl ik ongelovig om me heen zocht naar een verborgen camera. Gebeurde dit nu echt? Had deze man het smerige lef om deze opmerking hardop te maken in de 21e eeuw? “In mijn land?”, hakkelde ik perplex. “Jazeker”, vervolgde meneer zonder schaamte en met spetters pindasaus, “Je bent al aardig geïntegreerd in de klootzakkerige gierigheid van de Hollander.” Ik wist even niet of ik moest lachen of huilen, maar snel genoeg realiseerde ik me dat geen enkele emotie het verdiende hieraan verspild te worden. Inmiddels hadden collega’s lucht gekregen van de situatie en boden aan mijn tafel over te nemen. Voor nog geen duizend dukaten. Doorgaans ben ik alleen ad rem op papier, maar deze opmerking raakte precies de juiste snaar om meneer X een korte reflectie te geven van zijn gedrag.
“Beste meneer, allereerst zijn wij niet in het land waarnaar u refereert. Wat u precies met gierig bedoelt, heeft u zelf zojuist prachtig weergegeven met de wijze waarop u dit gerecht in uw gezicht heeft geparkeerd. De enige die zich derhalve als een klootzak gedraagt, bent uzelf. Dus nogmaals, wilt u de dessertkaart zien?” Wijselijk sloeg hij dit af en vroeg om de rekening. Ik weet niet of de credit voor mij of zijn ontstelde tafelgenoot was, maar bij het afrekenen bood hij zowaar zijn excuses aan. Dit onderlegde hij met een fooi van (toen nog) vijfentwintig gulden. Natuurlijk accepteerde ik nederig zijn excuses. Het briefje van vijfentwintig heb ik verscheurd en vriendelijk teruggegeven.