Eiland.
Dat allereerste moment. Dat je vanaf Harlingen de boot pakt. Dat je die wind voelt spelen met je haren. Dat je gaat zitten en denkt: ‘Nou, daar gaan we weer’.
De geur van zee en het gekrijs van de meeuwen maakt me vrolijk, maar ergens ook weer nerveus. Opgewonden. Gespannen.
Ieder jaar weer word ik eigenlijk een klein kind. Op, rond, voor, na en tijdens Oerol festival ben ik echt Jasper. Nee, ik ben daar veel meer dan Jasper. Ik ben daar even mens. En daar ben ik met mensen. En die mensen zijn daar met mij. Voor even maak je een samenleving. Voor 10 dagen of meer kunnen we allemaal even al dat stoom afblazen die we in de dagelijkse sleur inademen.
Ik zie West. Ik wil eraf. Van die boot, ik wil gaan. Ik wil praten, dansen, zingen, drinken, blowen, ontmoeten, omhelzen, drinken, huppelen, lachen, nog meer drinken, ontroerd zijn en in slaap vallen. Met een glimlach. En dan wil ik alles overdoen de dag erna. En dat is wat ik doe.
Dat allerlaatste moment. Dat je met je voeten de grond van Terschelling raakt. Terwijl je in je hoofd zachtjes "tot volgend jaar" zegt. Die stappen op die boot. Die ontkenning: we hebben die boottocht nog! Zwaaiend naar mensen aan de wal. Sommige ken je, sommige niet. Iedereen zwaait terug, want iedereen voelt hoe het is. Iedereen lacht nog, op een enkeling na. Die huilt, zachtjes. Ieder jaar weer verbaas ik mij over hoe er met elkaar omgegaan kan worden. Kan. Dat we onszelf aardiger en leuker gedragen als de omgeving dat toelaat. Als iedereen vrolijk is. Of drankjesblij. Dat als, ook als het regent, mensen het kunnen opbrengen om te glimlachen. Ook al is het om iets kleins. Hoe mensen elkaar dus gewoon een helpende hand kunnen toesteken als ze dat willen.
Mensen vragen vaak dingen aan mij hierover. ‘Maar wat is er dan zo speciaal aan dat festival?’ of ‘Kun je uitleggen hoe dat daar dan zo anders is?’.
Ik wil het. Maar het kan niet. Het is een gevoel. Oerol is een gevoel. En als je het niet voelt mag je weer weg, natuurlijk. Maar ga het eens proberen, zeker als je van warme baden houdt om in te vallen.
Ik stap dan weer die boot af. Dat voelt leeg, maar ik zit nog zo vol. Vol herinneringen. Geen foto’s, daarvoor had ik geen tijd. Alleen maar herinneringen in mijn hoofd. En in dat van anderen.
‘S avonds spreek ik nog wat mensen. Vertel ik over hoe het was en wat er is gebeurd.
Dan val ik in slaap en droom ik alles opnieuw. Droom ik over hoe ik die boot weer af stap en kan zeggen: ‘Terschelling, ik ben er!’